Informatie-overload bestaat niet

12 augustus 2015, 05:00

Volgens veel mensen is de constant groeiende stroom aan informatie en prikkels een van de belangrijkste issues waar we tegenwoordig mee te maken hebben. Onze aandacht wordt opgeslurpt door de sociale netwerken die we de hele dag via mobiele apparaten kunnen checken, en de (online) kranten en tijdschriften worden constant voorzien van online commentaar via blogposts en Twitterfeeds. Daarnaast worden we getriggerd door de wereld om ons heen: televisie, radio, billboards. We zouden er overspannen en gestrest van kunnen raken. Ofwel: we ervaren met zijn allen informatie overload, met alle negatieve gevolgen van dien. In deze blogpost leg ik uit dat deze gedachtengang compleet de plank misslaat en weerleg ik dit doemdenken. Want: informatie-overload bestaat niet!

Hoe ontstaat informatie-overload?

Voordat ik kan concluderen dat informatie-overload niet bestaat, is het wel nuttig om uit te leggen hoe het kan ontstaan en wat we er dus mee bedoelen. Er bestaat er in de wetenschappelijke literatuur geen algemeen geaccepteerde definitie van informatie-overload. Toch stellen de meeste definities twee begrippen centraal:

  • Informatieload: de hoeveelheid informatie die mensen ontvangen of tegenkomen en waar ze iets mee moeten doen.
  • Informatieverwerkingscapaciteit: het vermogen van mensen om informatie te verwerken (deze is namelijk beperkt).

Er is sprake van informatie-overload wanneer de informatieload de informatieverwerkingscapaciteit overschrijdt; als mensen meer informatie moeten verwerken dan dat ze kunnen. Als gevolg hiervan gaan mensen fouten maken en neemt de verwerking van de informatie af. Dit laatste noemen we ook wel ‘coping mechanisms‘ en mensen passen deze toe om een overload aan informatie te voorkomen.

Deze omschrijving brengt drie begrippen naar voren die ik alle drie zal gebruiken om aan te geven dat er geen sprake kan zijn van informatie-overload: informatieload, informatieverwerkingscapaciteit en coping-mechanismen.

Informatieload

De nummer-één oorzaak?

Het gaat eigenlijk al fout bij het aanwijzen van de hoeveelheid informatie als dé nummer-één oorzaak van informatie-overload. Intuïtief denken we namelijk vooral hieraan. Als je googelt op de term, wordt dit beeld ook bevestigd. En ook in de wetenschap zijn er auteurs die deze visie aanhangen. Dan gaat het om uitspraken als “de overvloed aan informatie”, “een wereldwijde last van het bijhouden van de informatie-explosie” en “onmiskenbare grote hoeveelheden informatie”. Vanuit deze visie lijkt het ook logisch om te concluderen dat de constant groeiende stroom aan informatie en prikkels die we via de traditionele en sociale media dagelijks over ons heen krijgen, niet anders kan doen dan informatie-overload veroorzaken.

Deze visie is er ook de oorzaak van dat we volgens ‘kenners’ al eeuwen aan overload lijden. In een uitvoerig en interessant artikel in de Boston Globe wordt namelijk geconcludeerd dat de geschiedenis van de mens getypeerd wordt door een proces van toenemende informatie. En dan vooral sinds de uitvinding van de boekdrukkunst in de 15e eeuw. De literaire klasse sprak toen net zo over de stortvloed aan informatie als dat we er nu over spreken; er waren toen veel meer boeken beschikbaar dan dat elke persoon in zijn leven kon lezen.

Het is dus eigenlijk een wonder dat we na al die eeuwen nog steeds leven en kunnen functioneren. Het is echter nóg wonderlijker dat we steeds meer informatie blijven produceren en dat de meeste mensen daar geen probleem mee hebben. Dat komt omdat de hoeveelheid informatie niet dé oorzaak van overload is.

Kwantiteit of kwaliteit van informatie?

Een tweede aspect waar het namelijk fout gaat, is dat het helemaal niet gaat om de objectieve hoeveelheid informatie die op ons afkomt. Uit wetenschappelijke literatuur blijkt dat informatieload een begrip is dat uit meerdere dimensies bestaat, waarvan de objectieve hoeveelheid er slechts één is. Zo concluderen de wetenschappers Hargittai, et al. (2012) op basis van een literatuuranalyse dat de hoeveelheid informatie ondergeschikt is aan de manier waarop de informatie gestructureerd is en aan de kwaliteit van informatie.

Dit kwaliteitsaspect komt ook uit mijn eigen promotie-onderzoek (2006) aan de Universiteit van Amsterdam naar voren: een (te) hoge informatieload wordt niet zozeer toegedicht aan de kwantiteit van de informatie, maar juist aan de kwaliteit ervan. Informatie is van hoge kwaliteit als de informatie direct relevant en bruikbaar is; en van deze informatie is er volgens de respondenten in mijn onderzoek nooit teveel. Het is juist de nutteloze informatie die zorgt voor een gevoel van overload.

Vanuit dit perspectief leidt minder bruikbare informatie sneller tot een (te) hoge informatieload dan bruikbare informatie. Dus als we een teveel aan prikkels en informatie ervaren, dan betekent dat niet automatisch dat het ook echt teveel is, maar dat er vooral sprake is van veel nutteloze prikkels en informatie. En zoals ik later uitleg, leidt een teveel aan nutteloze en irrelevante informatie en prikkels nooit tot informatie-overload.

Informatieverwerkingscapaciteit

De capaciteit is beperkt

Zoals hierboven beschreven, is er sprake van informatie-overload wanneer de informatieload de informatieverwerkingscapaciteit overschrijdt. Dit betekent dat als we echt iets van overload willen begrijpen we dus niet naar de hoeveelheid informatie moeten kijken, maar juist naar de mensen die de informatie moeten verwerken. En de belangrijkste trigger hier is de beperkte informatieverwerkingscapaciteit van mensen.

Onderzoek naar de verwerkingscapaciteit kent een lange traditie. Al in 1956 heeft Miller de beperkte capaciteit van het kortetermijngeheugen aangetoond: zijn onderzoek toont aan dat het aantal symbolen dat mensen in hun kortetermijngeheugen kunnen onthouden en effectief kunnen verwerken, varieert van vijf tot negen, met een gemeenschappelijke grenswaarde van zeven. En de recentere Schema Theorie (Wicks, 1992), die toegepast wordt om te verklaren hoe mensen omgaan met de dagelijkse vloed aan informatie, stelt dat mensen beperkte verwerkingscapaciteiten hebben.

Het lijkt dus logisch om te concluderen dat mensen tegenwoordig wel snel overload zullen ervaren, omdat bewezen is dat mensen een beperkte verwerkingscapaciteit hebben. Maar ook dit is niet waar, en daar zijn twee redenen voor: verschillende verwerkingstaken en een groeiende informatieverwerkingscapaciteit.

Drie typen verwerkingstaken

De eerste reden is dat de snelheid waarmee de informatieverwerkingscapaciteit bereikt wordt (en er dus overload kan ontstaan) afhankelijk is van het type informatie dat verwerkt moet worden. Zo worden er drie typen van verwerking onderscheiden (Rasmussen, 1986): skills-level, rules-level en knowledge-level. Deze typen verschillen in cognitieve inspanning, variërend van weinig inspanning (skills-level) tot veel inspanning (knowledge-level).

Het skills-level heeft betrekking op automatische processen in het geheugen en gebeurt onbewust en routinematig. Dit heeft dus betrekking op alles wat je zonder nadenken doet.

Het volgende niveau is het rules-level. Deze taken of processen gebeuren in een volgorde van subroutines in een bekende situatie en worden gestuurd door regels of procedures die men in het verleden heeft ervaren of geleerd, of die door anderen verteld zijn. Deze processen of taken kosten uiteindelijk dus ook niet echt cognitieve inspanning, want je hebt het al vaker gedaan en het is bekend terrein voor je.

Het knowledge-level impliceert de grootste cognitieve inspanning. Het betreft een nieuwe situatie of taak waarbij je niet terug kunt vallen op eerder opgedane kennis of regels. Dit betekent dat er echt nieuwe informatie verwerkt moet worden en er nieuwe verbindingen in de hersenen aangemaakt moeten worden. Denk maar aan een echt nieuw onderwerp dat je gaat bestuderen en waar je geen tot nauwelijks voorkennis over hebt.

De grenzen tussen de drie niveaus zijn niet strikt gescheiden van elkaar; ze vloeien in elkaar over. En processen of taken kunnen van niveau veranderen. Denk maar aan het leren autorijden. Als je start, kun je nergens op terugvallen en is het echt knowledge-level werk. Na verloop van tijd en als je je rijbewijs haalt, vindt het autorijden plaats op rules-level. Hier blijft het autorijden voor veel mensen meestal hangen, maar voor mensen die veel en vaak rijden kan het autorijden toch ook wel op skills-level plaatsvinden (even los van of dat wenselijk is).

De drie verwerkingstaken verschillen dus in cognitieve inspanning. Het knowledge-level vereist een grote cognitieve inspanning en de verwerkingscapaciteit wordt hier veel sneller bereikt en de kans op overload is dan ook groter dan bij het rules- en skills-level. Bij de laatste twee is de kans vrij klein dat de verwerkingscapaciteit bereikt wordt.

Hoeveel inspanning vergt het scrollen door je tijdlijnen?

De vraag die nu opkomt is: onder welk niveau vallen de meeste informatietaken waar de gemiddelde consument mee te maken heeft als hij/zij continu gebruikmaakt van bijvoorbeeld Facebook, Instragram, Twitter en nieuwsapps? Niet onder het knowledge-level. Ik kan me zo voorstellen dat het lezen van nieuws en blogposts valt onder rules-level en het scrollen door je tijdlijnen van Facebook en Twitter zelfs onder skills-level. Dit betekent dat dergelijke cognitieve inspanningen niet heel hoog zijn, dat de verwerkingscapaciteit niet snel bereikt zal worden en er dus ook een lage kans op overload is. Maar deze conclusie is naar mijn weten nog niet wetenschappelijk getoetst en blijft dus hangen op speculatie.

Een groeiende informatieverwerkingscapaciteit

De tweede reden is dat de capaciteit van mensen om informatie te verwerken niet statisch is, maar kan veranderen en zich over de tijd aanpast aan de cognitieve inspanningen van een individu. Dit betekent dat mensen zich ook aanpassen aan de prikkels die ze over zich heen krijgen en de verwerkingscapaciteit dus ook groter wordt. Al in de jaren ’70 (Farace, et al., 1977) van de vorige eeuw is geconcludeerd dat mensen in eerste instantie gestrest raken door complexe en uitdagende informatietaken (de korte termijn dus), maar op de lange termijn raken ze hieraan gewend doordat hun verwerkingscapaciteit zich aanpast aan de langdurige cognitieve inspanning.

Als we dit principe toepassen op de huidige tijd, dan lijken de nieuwelingen op sociale media zich inderdaad overweldigd te voelen, maar na enige tijd raken ze hieraan gewend.

Tijdsdruk

In meer recente wetenschappelijke literatuur wordt de informatieverwerkingscapaciteit echter niet losgezien van de tijdsfactor. De hoeveelheid tijd die mensen hebben, beïnvloedt het gevoel van controle die ze hebben over hun verwerkingscapaciteit (Hahn et al., 1992). Wanneer mensen een taak moeten uitvoeren onder tijdsdruk, voeren mensen dus twee cognitieve taken op hetzelfde moment uit: de taak en het omgaan met de tijdsdruk (Zakay, 1993). Hargatti, et al. (2012) bevestigen in hun onderzoek het belang van deze factor nogmaals.

Toch concluderen Hargatti en collega’s dat dit tijdsaspect vooral speelt in een organisatorische context en niet of nauwelijks in de dagelijkse mediaconsumptie. Zij schrijven dat blootstelling aan media in het dagelijks leven vaak in de vrije tijd van mensen gebeurt en er dus, onder normale omstandigheden, sprake is van ontspanning en rust. Op basis van focusgroepgesprekken met 77 personen concluderen zij dan ook dat er geen sprake is van informatie-overload; de mensen voelen zich door de digitale mogelijkheden juist sterk en enthousiast in plaats van overladen met informatie.

Geen informatie-overload

Bovenstaand verhaal toont aan dat het voor mensen, zelfs in hun mediavolle en -rijke leven, moeilijk is om informatie-overload te ervaren. De kans dat de informatieload de verwerkingscapaciteit overschrijdt, is namelijk zeer klein. Dit beeld wordt bevestigd door een studie van Bontcheva en collega’s uit 2013. Hun survey onder gebruikers van Facebook, LinkedIn en Twitter toont aan dat de meeste gebruikers tevreden zijn met de hoeveelheid informatie die ze ontvangen en dat ze zich in staat voelen om alles bij te houden.

Coping-mechanismen

Mocht informatie-overload toch ontstaan, dan hebben mensen ingebouwde coping-mechanismen om de overdaad aan prikkels en informatie te reduceren. Mensen zijn namelijk geen passieve ontvangers en/of aanschouwers van al die prikkels, ze hebben een actieve rol in het omgaan met al die prikkels.

Zelfs al in de 15e eeuw, toen de literaire klasse overweldigd werd door boeken, bedachten mensen methoden om met de toestroom van boeken om te kunnen gaan. Zo werden er bibliotheken opgericht, werden er bibliografieën samengesteld van alle boeken die waren geschreven en werden de eerste adviezen gegeven over hoe je aantekeningen moest maken. En deze methoden zorgden er toen al voor dat er geen sprake van informatie-overload kon zijn.

Mensen zijn altijd goed in staat om coping-mechanismen te ontwikkelen om met een grote stroom aan prikkels om te kunnen gaan. Volgens Schema Theorie (wicks, 1992) doen mensen dit door informatie op een heuristische manier te verwerken; in plaats van aandachtig alle informatie te proberen te verwerken, focussen mensen zich op een deel van de informatie. Dit betekent dat mensen op verschillende manieren informatie kunnen verwerken.

De twee fasen van informatieverwerking

Uit wetenschappelijke literatuur over dual-process models (o.a. Floor & Van Raaij, 2002) blijkt dat het verwerken van informatie uit twee fasen bestaat: de ‘scanning’- en de ‘focusing’-fase. In de scanning-fase scannen individuen continu en meestal onbewust de informatietoevoer om de relevantie van die toevoer te bepalen. Alleen die informatie die min of meer als relevant betiteld wordt, krijgt ‘secundaire aandacht’ in de focusing-fase.

In deze laatste fase kunnen individuen ofwel op een ‘heuristische’, ofwel op een ‘systematische’ manier informatie verwerken. Dit betekent dat bepaalde informatie met veel aandacht verwerkt wordt en dat andere informatie met minder aandacht bekeken wordt.

Samenvattend: irrelevante en/of nutteloze informatie wordt er, onbewust dus, al uitgefilterd en krijgt geen enkele aandacht. De relevante informatie wordt aan nadere inspectie onderworpen om de echte relevantie te bepalen.

Informatie-overload bestaat dus niet

Dus samenvattend, als je het fenomeen informatie-overload vanuit verschillende perspectieven bekijkt, kun je makkelijk concluderen dat het niet bestaat. Ik geef toe dat veel van de informatieverwerkingstheorieën die ik aanhaal om mijn statement te onderbouwen al vrij oud zijn. Toch is de manier waarop mensen met informatie omgaan de laatste jaren niet wezenlijk veranderd.

In een discussie die ik hierover onlangs op Frankwatching had (en die de aanleiding vormt voor dit artikel) werden twee recente aspecten aangehaald die roet in mijn verhaal kunnen gooien: het algoritme van Facebook en de sociale druk en dopamine.

Algoritme van Facebook

Facebook filtert al voor ons en algoritmen bepalen wat wij wel en niet te zien krijgen in onze tijdlijn. Populaire posts zullen hoger en vaker in tijdlijnen van mensen verschijnen, terwijl ze niet relevant hoeven te zijn. Het gevolg kan zijn dat posts die wel relevant zijn niet in de tijdlijn verschijnen. Dit zou impliceren dat Facebook dus ook de irrelevante en nutteloze informatie in onze focusing-fase laat verschijnen. Irrelevante informatie krijgt dan toch secundaire en dus bewuste aandacht, terwijl dit niet de bedoeling is. De kans op informatieoverload wordt dus groter omdat de natuurlijke coping-mechanismen vermeden worden.

Toch denk ik dat dit niet het geval zal zijn, omdat we eerder al geconcludeerd hebben dat het scrollen door je tijdlijn van Facebook geen hoge cognitieve inspanningen zal vergen, waardoor de verwerkingscapaciteit niet snel bereikt zal worden en er dus ook een lage kans op overload is.

Sociale druk en dopamine

Verder werden in het artikel op Frankwatching de sociale druk en de dopamine die vrijkomt bij het verkrijgen van likes aangehaald als oorzaak van overload. Naar mijn weten is er nog geen wetenschappelijk onderzoek verricht naar de invloed van deze factoren op het toepassen van coping-mechanismen; zouden ze het inzetten van coping-mechanismen juist belemmeren of niet, en als dat zo is, welke gevolgen heeft dit dan voor de hersenen van mensen en het functioneren in de maatschappij en op het werk?

Gebruikte literatuur

  • Bontcheva, K., Gorrel, G., & Wessels, B. (2013). Social media and information overload: survey results. arXiv:1306.0813 [cs.SI], 1-31.
  • De Bakker, S. (2006). Organizational members in the information society. Coping with information overload. Dissertatie, Communicatiewetenschap, Universiteit van Amsterdam.
  • Farace, R.V., Monge, P., & Russell, H.M. (1977). Communicating and organizing. Reading, MA: Addison-Wesley Publishing Company.
  • Floor, J.M.G. & Van Raaij, W.F. (2002). Marketing-communicatiestrategieën. Houten: Stenfert Kroese.
  • Hahn, M., Lawson, R., & Lee, Y.G. (1992). The effects of time pressure and information load on decision quality. Psychology & Marketing, 9(5), 365-378.
  • Hargittai, E., Neuman, W. R., & Curry, O. (2012). Taming the information tide: perceptions of information overload in the American Home. The Information Society, 28, 161-173.
  • Miller, G.A. (1956). The magical number seven, plus or minus two: Some limits on our capability for processing information. Psychological Review, 63(2), 81-97.
  • Rasmussen, J. (1986). Information processing and human-machine interaction: An approach to cognitive engineering. Amsterdam: North-Holland.
  • Wicks, R. H. (1992). Schema theory and measurement in mass communication research: Theoretical and methodological issues in news information processing. In S.A. Deets (Ed.), Communication Yearbook, 15 (pp.115-145). Newbury Park, CA: Sage Publications.
  • Zakay, D. (1993). The impact of time perception processes on decision making under time stress. In O. Svenson & A.J. Maule (Eds.), Time pressure and stress in human judgement and decision making (pp. 59-72). New York: Plenum Press.

Hogeschoolhoofddocent Behavioural Communication bij het Lectoraat Communicatie in Digitale transitie en Instituut voor Communicatie aan de Hogeschool Utrecht. Schrijver van het eerste hbo-studieboek over contentmarketing, dat ook zeer geschikt is voor contentmarketeers. Praat graag over contentmarketing, inhakers influencer marketing en gedragscommunicatie tijdens workshops en lezingen.

Categorie

10 Reacties

    Gerrit

    Wat een berg onzin dit Suzanne, wil graag aangeven waarom, maar ik heb daar helaas geen tijd voor, elke minuut meer besteden aan dit artikel is zonde van mijn tijd.


    12 augustus 2015 om 09:40
    Pierre Spaninks

    Wat een rare reactie op een serieus blog, “Gerrit”. Waarom niet op zijn minst benoemd waar je moeite mee hebt, en even je volledige naam erbij?


    12 augustus 2015 om 09:58
    Mike

    Begrijp ik je goed als je zegt dat information overload wél bestaat in organisaties en níet in mediaconsumptie?

    Voor dat eerste lijkt me dat er namelijk wel voldoende wetenschappelijk bewijs is (sorry heb mijn litertuurlijstje even niet bij de hand).


    12 augustus 2015 om 10:31
    Nico

    Een indrukwekkend artikel dat veel tijd kost om goed te lezen. Pas aan het eind weet je of je er wat aan hebt. En of je het wel had willen lezen. 😉 Ik denk dat bovenstaande voor veel mensen geldt maar ik heb twee bedenkingen. Allereerst vermoed ik dat de aangehaalde artikelen en onderzoeken afkomstig zijn van gezonde personen die minstens een IQ van 100 hebben. Je hersenen moeten n.l. goed en snel onderscheid kunnen maken tussen relevant en niet relevant. Prioriteren is een ingewikkelde cognitieve functie die niet iedereen even goed beheerst. Kun je dat niet zo goed dan ben je tegenwoordig behoorlijk de klos. Als tweede moet je de aangeboden info eerst verwerken voor je (al dan niet bewust) kunt beslissen of het relevant is of niet. Als ik vaak gebeld wordt en er komen steeds mensen aan de deur – ook al hoef je er niks mee – dan geeft dan vreselijk veel afleiding en daardoor het gevoel overstroomd te raken door van alles. Dit noem ik toch echt ‘information overload’.


    12 augustus 2015 om 15:46
    sdebakker

    @Pierre: Dank je voor jouw reactie op ‘Gerrit’, dan hoef ik er zelf geen woorden meer aan vuil te maken.

    @Mike: Je relateert jouw opmerking aan het stukje over tijdsdruk? Ik kan me voorstellen dat je dat op basis daarvan concludeert, want ik stel daar inderdaad dat het tijdsaspect vooral een rol speelt in een organisatorische context. Mijn promotie-onderzoek dat ik kort aanhaal in mijn blogpost heb ik uitgevoerd onder medewerkers die in informatie-intensieve organisaties werken. En uit dat onderzoek blijkt dat ook mensen in een organisatorische context geen informatie-overload ervaren. Het tijdsaspect speelt hier wel een rol, maar ze vermijden overload door dan nog selectiever te worden. Dus: hoe minder tijd, hoe selectiever ze informatie verwerken om de informatie-overload te vermijden.

    Ik ben erg benieuwd naar je literatuurlijstjes waaruit dat wel blijkt. Uit mijn eigen literatuurstudie blijkt namelijk dat de bestaande onderzoeken naar informatie-overload in een organisationele context geen inzicht in de omvang van het probleem geven; de studies hebben te maken met conceptuele en meetproblemen.

    @Nico: ik hoop dat je aan het einde van het artikel kon concluderen dat je er wat aan had;-) Je haalt twee goede punten aan.

    Punt 1: Wat betreft het gemiddelde IQ van 100 of hoger. Selecteren en prioriteren is inderdaad een ingewikkelde cognitieve functie die niet iedereen even goed zal beheersen. Ik heb het even voor je teruggekeken. In de studie van Hargittai et al (2013) zijn 77 mensen via focusgroepen ondervraagd. De auteurs schrijven dat “the group was relatively well-educated, with almost half possessing a college degree and close to a fifth with a postgraduate degree and just a handful of people with only a high school degree”. Bontcheva et al (2013) schrijven: “By gathering data through the university email service and professional social media presence, the sample contains more students and people working in related fields than might otherwise be expected’. Dit gegeven onderbouwt dus jouw stelling. In mijn eigen promotie-onderzoek is het niveau van de geïnterviewden wat wisselender; ze werkten destijds veelal op uitvoerend niveau. Maar deze mensen werkten wel in informatie-intensieve organisaties, zoals banken en verzekeraars. Ook al voerden de meeste respondenten veelal gestandaardiseerd werk uit, er valt toch te verwachten dat ze een zekere intelligentie hadden. Ik kan me dus wel vinden in jouw stelling, al is ook daar weer een kanttekening bij te geven, want de ervaring die mensen met een bepaalde taak of functie hebben, telt wellicht zwaarder dan IQ of opleidingsniveau.

    Zo bleek uit mijn eigen onderzoek dat nieuwkomers in een organisatie het (nog) moeilijk vonden om relevante van irrelevante informatie te onderscheiden. Zij hadden nog niet het juiste referentiekader in hun hoofd opgebouwd om de informatie langs af te meten. Dus ook al zouden deze mensen een vrij hoog IQ hebben, in een nieuwe functie en/of organisatie, moeten ook zij weer ‘opnieuw’ beginnen bij het bepalen van wat relevant is en wat niet. Na verloop van tijd krijgen ze dit steeds beter onder de knie. Ik kan me voorstellen dat dit ook geldt bij het gebruik van sociale media; in het begin raak je nog overvoerd door de informatiestroom, maar na verloop van tijd vind je hier je weg in.

    Punt 2: Het klopt inderdaad dat er veel momenten zijn dat je de aangeboden informatie niet onbewust kunt uitfilteren zoals het dual-process model stelt. Als mensen aanbellen aan de deur of je bellen, dan zitten deze prikkels direct in de bewuste informatieverwerkingsfase. Maar vergt dit grote cognitieve inspanningen? Misschien wel als je hierdoor minder tijd hebt voor de taak waar je misschien mee bezig was en die wel grote cognitieve inspanningen vergt, waardoor de kans groter is dat je verwerkingscapaciteit overschreden wordt. De kans dat je door deze afleidingen daadwerkelijk overload ervaart lijkt me kleiner, al raak je vast geïrriteerd door deze mensen die steeds iets van je moeten of willen. Als je dat anders ervaart, hoor ik dat graag!


    13 augustus 2015 om 08:24
    Joost

    Mijn nieuwsgierigheid is groter dan mijn verwerkingscapaciteit (en ik ben niet dom). Dus ik laat soms bewust mogelijk interessante dingen lopen. Met m’n coping is niks mis, zou je zeggen. Maar ik ervaar daardoor wel enige spanning of gevoel van gemis. Dat aspect mis ik in je betoog. Of heb ik het dan toch te vluchtig gelezen? 😉


    17 augustus 2015 om 14:23
    sdebakker

    @Joost: je hebt een goed punt aangehaald en dat wat jij beschrijft wordt ook wel ‘fear of missing out’ genoemd. Uit mijn onderzoek naar overload onder medewerkers (maar waar ik in de blogpost verder niet op inga) is dat medewerkers die sterk afhankelijk zijn van informatie om hun werk te kunnen uitvoeren dit gevoel ook hebben. Ze ervaren dus geen overload, maar zijn door de selectie die ze wel moeten toepassen om alles te kunnen blijven behappen, wel bang dat ze relevante informatie missen.

    Dit geldt voor mensen die niet of minder afhankelijk zijn van info voor hun werk niet of een stuk minder. Zij hadden de angst of onrust om iets te missen niet of veel minder. Toch had de eerste groep hier ook weer een oplossing voor: echt belangrijke informatie komt meestal op meerdere manieren tot hen, dus de kans dat ze het echt missen is vrij klein.


    17 augustus 2015 om 14:32
    Jan-Peter

    Interessant artikel.

    Het probleem met iets als facebook is dat het ontspannend lijkt (scanning fase wellicht) maar het geen rust geeft. Het geeft mij geen rust dat een vriendin lekker aan het genieten is op Bonaire en daar blije foto’s van post, bijvoorbeeld. Je zou er tegenin kunnen werpen dat in gesprekken met vrienden in real-life dit soort feiten ook aan bod kunnen komen en het daar over praten ontspannend kan werken. Dat is zo maar in het echte leven heb je te maken met fysieke presentie waar veel meer natuurlijke wederkerigheid in zit. Zij lacht en straalt als ze verteld over haar reis naar Bonaire en ik voel die houding aan. Veel sociale media missen dat element in hun inrichting. Het is toch ook leuker een handgeschreven brief te krijgen dan een uitgetypte? Het persoonlijke en menselijke werkt denk ik ontspannend. Het probleem met sociale media is niet de prikkeloverload maar de prikkelbeperking, het onmenselijke van de ‘sociale’ technologie. We zoeken er iets (hoe doet facebook dat toch?) wat er niet te vinden is.


    26 maart 2017 om 17:00
    Wilbert

    Dag,

    Informatie overload bestaat niet? Dan mag u opnieuw uw beroep herzien. Elke bron van informatie het gesprek tekst etc. Dient verwerkt te worden door de Hersenen. Waar anders door? Blijkbaar gebruikt u sociale media niet. En bent u niet op de hoogte van de huidige (online) informatie de mens te verwerken krijgt. Uit ervaring in de ICT. Wij communiceren de hele dag. Verspreid en ontvang de hele dag informatie. En dan gaat u als communicatieadviseur zeggen dat geen informatie overload verspreid door dit artikel?

    Knap hoor


    25 juni 2018 om 19:17
    Faust

    U heeft oude literatuur aangehaald voor een onderwerp dat – naar mijn mening – merendeels moderne literatuur vergt. Informatieverwerking is niet meer zoals vroeger. Social media is niet slechts scrollen door een feed. Soms komen gebruikers beelden van mishandelde kinderen tegen, of soms zijn er nog ergere dingen die tevoorschijn komen. Ik kan wel degelijk zeggen dat dit een groot cognitief vermogen vergt om deze informatie te verwerken.

    Wat zegt u tegen een student die boeken aan informatie moet lezen, en die er niet meer de capaciteit voor heeft en compleet overdonderd wordt door alle info die zij/hij moet verwerken? Zegt u dan ook dat een informatie overload niet bestaat?

    Nogmaals – dit artikel was vijf jaar geleden niet van deze tijd. Ik wil het wel eens herschreven zien met relevante literatuur van 2018-2021.


    22 februari 2021 om 15:38

Marketingfacts. Elke dag vers. Mis niks!