Slimme energiemeter: een gemiste kans voor duurzame innovaties?

14 november 2014, 09:20

De energiemarkt is volop in ontwikkeling: steeds meer burgers wekken energie op met zonnepanelen, de elektrische auto is in opkomst en slimme thermostaten doen hun intrede. Dat biedt volop kansen voor nieuwe innovaties en diensten op het gebied van duurzaamheid. De Nederlandse overheid wil deze stimuleren met de verplichte uitrol van de slimme energiemeter. Maar had de overheid niet beter meer gebruik kunnen maken van de kracht van platformen?

Slimme energiemeter?

Begin 2014 besloot de Nederlandse overheid tot grootschalige invoering van de slimme energiemeter. Deze is op afstand af te lezen en kan registreren hoeveel energie wordt teruggeleverd aan het elektriciteitsnetwerk, zoals stroom die je via zonnepanelen op het dak opwekt, maar zelf niet gebruikt. Vanaf 2015 worden in enkele jaren tijd alle oude energiemeters bij burgers vervangen door een slimme.

De slimme energiemeter kan burgers nauwkeuriger inzicht geven in hun energieverbruik zonder dat ze daarvoor zelf de standen hoeven bij te houden. De gedachte is dat burgers daardoor bewuster gemaakt kunnen worden van hun energieverbruik en dan zuiniger met energie zullen omgaan.

Tegelijkertijd geeft de slimme meter de netwerkbeheerders en energiemaatschappijen gedetailleerd inzicht in de energiebehoefte op het netwerk. Daarmee kunnen ze hun netwerken efficiënter beheren en de energiezekerheid beter garanderen, ook bij instabiele energiebronnen zoals wind- en zonne-energie. De overheid hoopt dat de slimme energiemeter zal leiden tot allerlei energiebesparingsdiensten.

Uit een eerste proefperiode blijkt dat het positieve effect nog allerminst zeker is. De uitkomsten waren niet erg overtuigend: er was slechts een besparing van netto 1 procent. Bovendien gebruikt de slimme energiemeter meer stroom dan een traditionele meter, dus dit zal eerst moeten worden terugverdiend.

De keuze voor de nieuwe meter lijkt vooral de positie van de bestaande energieleveranciers en netwerkbeheerders te versterken. Zij bepalen wie wanneer een energiemeter krijgt en het is bij de meeste aanbieders niet toegestaan om zelfstandig wijzigingen aan te brengen.

De bestaande oligopolie die na de liberalisering van de energiemarkt is ontstaan, wordt daarmee bevestigd. Consumenten blijven afhankelijk van de bestaande centrale energieaanbieders. Nieuwe decentrale energie-initiatieven en innovaties worden hierdoor niet gefaciliteerd. De machtsverhoudingen veranderen niet fundamenteel en er is weinig ruimte voor radicaal vernieuwende diensten die de potentie hebben een grote sprong in duurzaamheid op te leveren maar tegelijkertijd de bestaande markt op zijn kop kunnen zetten.

Energiemarkt in transitie

Ondertussen is de energiemarkt volop in ontwikkeling met mogelijk ontwrichtende gevolgen voor bestaande spelers en machtsstructuren. Zo zien we burgers, kleine bedrijven en organisaties die zelf, of gezamenlijk in coöperaties, energie opwekken met zonnepanelen en microturbines. Het energienetwerk wordt langzaamaan een energie-internet, een smart grid, dat ‘peer to peer’-uitwisseling van energie en intelligent netwerkbeheer mogelijk maakt.

Het Nederlandse bedrijf Qurrent speelt hierop in door een energiemodem te leveren waarmee gebruikers onderling energie kunnen uitwisselen zónder tussenkomst van een energiemaatschappij. Burgers zouden met behulp van modems samen een virtuele energiemaatschappij kunnen vormen met een enorme capaciteit. Het aantal energiecollectieven van burgers, boeren en ondernemers groeit nog steeds, zoals Vandebron.

Daarnaast zijn slimme thermostaten, elektronische huissloten, bezorgdiensten, programmeerbare verlichting en slimme koelkasten in opkomst die onderling communiceren, met de smartphone als afstandsbediening. Bedrijven als Honeywell, Danfoss, NEST (overgenomen door Google) en Apple, met hun HomeKit, ontwikkelen nieuwe platformen die inspelen op een convergentie van domotica-, energie- en zorgdiensten.

Verder wordt er door de industrie enorm geïnvesteerd in de ontwikkeling van elektrische auto’s met componenten als oplaadbare accu’s en zonnepanelen op het dak. De capaciteit en het rendement nemen toe, de kostprijs daalt. Daarmee wordt een nieuwe infrastructuur gecreëerd waarmee burgers op termijn decentraal energie kunnen opwekken.

Hoewel het nog wat verder weg is, spreken deze zonneauto’s zoals de Nuna (TU Delft) en de gezinsauto Stella (TU Eindhoven) tot de verbeelding. Zij laten zien wat de toekomst kan gaan brengen: auto’s met zonnepanelen worden nieuwe energie-opwekkers die mobiel energie kunnen verplaatsen. Zodra de accu is opgeladen, kunnen auto’s energie leveren voor gebruik in huis of onderweg. Dit maakt de weg vrij voor nieuwe energiemarkten en echt innovatieve diensten.

Stella – bron afbeelding: Solar Team Eindhoven (all rights reserved)

Econoom Jeremy Rifkin ziet dit als een belangrijk onderdeel van wat hij de derde industriële revolutie noemt. Opgeteld ontstaat zo een nieuwe, decentrale infrastructuur die geworteld is in huizen en in het dagelijks leven van burgers. Zij zouden hun huis als energielaadpunt kunnen gaan aanbieden aan derden. Zoals Airbnb bestaat voor overnachtingen, zou de elektrische auto een aanvulling kunnen zijn op het bestaande energienetwerk.

Overheden stimuleren oprichting van platformen

Niemand kan voorspellen hoe de ontwikkelingen op het gebied van energie precies zullen uitpakken. Duidelijk is wel dat er van alles borrelt en dat er veranderingen op komst zijn. De energiemarkt convergeert met andere en nieuwe spelers treden toe.

Om deze ontwikkelingen ruim baan te geven, zou de overheid terughoudend moeten zijn met het maken van keuzes voor specifieke apparaten, technologieën en (bestaande) marktpartijen en verdienmodellen. De overheid zou daarom beter kunnen kijken naar de onderliggende platformen die de basis gaan vormen voor nieuwe energie-innovaties. Dat betekent meer nadruk op standaarden en protocollen die onderlinge uitwisselbaarheid tussen een veelheid aan apparaten en toepassingen garanderen.

De overheid zou daarbij kunnen leren van de Finse overheid die onder andere de oprichting van een zorgplatform faciliteerde dat de ruimte biedt aan zorg- en domoticadiensten. De overheid zorgde ervoor dat meer dan tien verschillende aanbieders (mkb’ers) hun producten en technologie op elkaar afstemden en bevorderde standaardisering. Met mooie gevolgen: er ontstonden nieuwe diensten die zorg en wonen integreren en kosten werden bespaard.

Er valt ook te leren van de Amerikaanse overheid. Deze zette het SEED-platform op, een opendataplatform voor energie-efficiëntie data, in eerste instantie bedoeld om overheden te helpen bij het ontwikkelen van beleid ten aanzien van energiebesparing. Door de data te standaardiseren maakt het platform het mogelijk om het energieverbruik van gebouwen onderling te vergelijken. Op basis daarvan kunnen overheden gericht nieuwe regelgeving ontwikkelen voor het terugdringen van het energieverbruik. SEED is gratis, open source, objectief en neutraal.

De Amerikaanse overheid staat toe dat de software wordt uitgebreid en aangepast en dat er nieuwe, nog niet voorziene, toepassingen mee worden ontwikkeld. Er worden geen partijen voorgetrokken. Op die manier legt de overheid een basis waarop spelers in de markt de ruimte krijgen om eigen toepassingen te ontwikkelen. En bovendien levert het indirect een grote bijdrage aan het terugdringen van het energieverbruik doordat energieconsumptie nu beter vergeleken en gereguleerd kan worden.

Wat is slimmer?

Zeker nu de energiemarkt in transitie is, zou niet een product zoals de energiemeter, maar een platform een betere basis kunnen bieden om innovaties aan te jagen. Op een platform kunnen gemakkelijk nieuwe diensten worden ontwikkeld en er wordt gebruik gemaakt van netwerkeffecten. Daarbij had de overheid zich kunnen ontpoppen als een platformprovider of toezichthouder die spelregels en standaarden en werkwijzen vaststelt op basis waarvan energieplatformen zich zouden kunnen ontwikkelen. En die de toegang van andere spelers waaronder nieuwe toetreders, tot die platformen bewaakt.

Dat zou kunnen leiden tot radicaal vernieuwende producten en diensten die uiteindelijk een grotere bijdrage kunnen leveren aan duurzame doelstellingen. Een dergelijke strategie maakt dat ook burgers mee investeren in een nieuwe infrastructuur voor de toekomstige energievoorziening en bijbehorende diensten die deze infrastructuur levensvatbaar maakt.

Kortom: in een dynamische omgeving die volop in verandering is, zoals de energiemarkt, is een innovatieve overheid nodig die denkt vanuit platformen. Het is dan ook maar de vraag of de slimme energiemeter wel zo’n slimme keuze is.

Je kunt meer lezen over platformen in mijn nieuwe boek ‘De kracht van platformen’. Daarin worden de principes van platformen blootgelegd en worden succesvolle voorbeelden van innovatiestrategieën via platformen geanalyseerd in domeinen als de appstores, zorg (met een analyse van het Finse platform dat in deze blog wordt genoemd), crowdfunding, 3D-printing en de landbouw. Meer informatie over het boek via deze link.

Maurits Kreijveld
futuroloog en strategisch adviseur bij Wisdomofthecrowd.nl

Maurits Kreijveld is futuroloog en strategisch adviseur. Hij onderzoekt en verbeeldt de impact van nieuwe technologieën op organisaties, individuen en de samenleving, en adviseert hierover. Hij is gespecialiseerd in digitale transformatie (platformeconomie, deeleconomie) en innovatie cocreatie. Met zijn boek ‘De plug&play;-organisatie. Handboek voor digitaal transformeren' en bijbehorende workshops en masterclasses helpt hij organisaties digitaal aanpassingsvermogen en wendbaarheid te krijgen. Eerder schreef Maurits 'De kracht van platformen' het eerste Nederlandse boek over de platformeconomie, en ‘Samen slimmer. Hoe de wisdom of crowds onze samenleving zal veranderen’ met toekomstbeelden over de zorg, innovatie en smart cities.

Categorie
Tags

Marketingfacts. Elke dag vers. Mis niks!