Stijn Grove (Dutch Datacentre Association): “Na kaas zijn datacentra het nieuwe exportproduct”
Datacentra zijn booming business. Het laatste kwartaal van 2015 liet de regio Amsterdam een groei zien van 13 procent. Van de totale investeringen in de stad namen datacentra zo’n 20 procent voor hun rekening. “Het is een enorme business. En niet alleen in Amsterdam, in heel Nederland zitten datacentra. Van Noord-Groningen tot Zuid-Limburg. Het is een markt die internationaal steeds groter wordt mede dankzij die hele mooie centrale positie die Nederland in Europa heeft. Vanuit het midden is het heel mooi datadistributie doen”, aldus Stijn Grove van de Dutch Datacentre Association.
De organisatie werd begin 2015 opgericht om de belangen van de verschillende datacentra te behartigen. Inmiddels zijn 29 centra aangesloten, zo’n 85 procent van het vloeroppervlak in Nederland dat door data-opslag wordt bezet. “Het is inmiddels zo’n grote sector geworden. Een sector die zo belangrijk voor Nederland aan het worden is en het is belangrijk dat dat verhaal gehoord wordt. Je kunt daar dan als individueel bedrijf aan werken, maar samen kun je daar veel verder in komen.”
“De grootste bedrijven op het internet zijn allemaal Amerikaans”
Eén van de punten waar volgens Grove aan gewerkt moet worden is privacy. “Als wij heel strikte privacywetgeving doorvoeren, zonder rekening te houden met de belangen van deze sector, dan draai je misschien de groei de nek om.”
Waarmee Grove niet wil zeggen dat privacy niet belangrijk is. “Het belangrijke wat wij zeggen is: wij zijn niet tegen strenge privacywetgeving, maar we willen dan wel dat je het in heel Europa tegelijkertijd doet. Gelukkig wordt dat in 2017 een level playing field. Als je nu andere landen bekijkt, zijn ze bijvoorbeeld in Ierland daar heel makkelijk in, terwijl ze in Duitsland heel erg strict zijn. Wij zitten nog redelijk in het midden, maar dat moet je wel in de gaten houden.”
De Amerikaanse Patriot Act zorgt er voor dat Europese landen Europese data liever op eigen grondgebied opslaan. Volgens Grove is de invloed daarvan nog niet echt terug te zien in de groei.
“De grootste bedrijven op het internet zijn allemaal Amerikaans en wij hebben een hele goeie band met Amerika. Wij worden ook wel eens het buurland van Amerika genoemd, omdat heel veel zeekabels hier aan land komen. Daardoor zijn wij gewoon het buurland. Wij hebben eenzelfde soort cultuur van handel doen. We spreken Engels. We hebben voor hun een heel erg prettig klimaat om hun apparatuur hier neer te zetten en dat willen we ook natuurlijk zo houden. Inmiddels hebben al die grote Amerikaanse bedrijven zoals Microsoft of Google hier al hun eigen datacentra. Dus zij zijn er al helemaal vanuit gegaan dat ze gewoon in Europa blijven zitten.”
70 procent van alle Nederlandse datacentra draait op groene stroom
Een groot voordeel van Nederland als opslagplek voor data is ons stabiele stroomnetwerk. Datacentra zijn notoire grootverbruikers van energie. Al moeten we dat niet overdrijven, volgens Grove.
“Datacentra gebruiken heel veel stroom, maar dankzij datacentra gebruiken we een stuk minder stroom dan we anders zouden gebruiken. Datacentra zijn helemaal ingericht op efficiënt stroomgebruik en het is zo als de NS. De NS is ook groot en gebruikt ook heel veel stroom, maar als de NS er niet was zouden er veel meer auto’s op de weg zijn. Er is net een rapport uitgekomen van CE Delft dat de trends in kaart brengt. En we bekijken zelf ook jaarlijks hoe het stroomverbruik zich verhoudt tot andere jaren. Daar zie je een vrijwel stabiele lijn. Dus ondanks dat er een data-explosie plaatsvindt, zie je dat door steeds mee efficiëntie maatregelen het stroomgebruik eigenlijk vrijwel hetzelfde is gebleven.”
Daar komt bij dat veel centra gebruik maken van groene energie. “We zitten geloof ik op een punt dat rond de 70 procent van alle datacentra op groene stroom draait.”
Grove’s dagelijks werk bestaat uit promotie van de sector. Hierdoor komt hij vaak over de vloer bij bedrijven. “Het is echt een hele leuke sector. Er zit groei in. Veel datacentra worden ook geleid door gepassioneerde mensen. Vooral de regionale centra, die ze zelf hebben opgezet, die zelf die groei hebben meegemaakt. (….) Ik heb vandaag een datacentrum bezocht om het weer even door te spreken wat zij belangrijke punten vinden. Ik ben de sector aan het promoten, dus we brengen papers en persberichten uit. We doen handelsmissies. We promoten Nederland als data mainport. Deze sector was nooit georganiseerd, dus wat heel erg mist is goede cijfers en rapporten, maar ook het besef op ambassades, de economische afdelingen, dat Nederland behalve koeien, kaas en bloemen ook een heel nieuw exportproduct heeft. Dat zijn datacentra, het internet knooppunt en we nu heel druk bezig om dat steeds meer tussen de oren te krijgen.”