Op naar meer creatieve ideeën
Zo zorgt Artificial Intelligence voor economische groei
Economische groei komt voort uit mensen die ideeën creëren. Het kost steeds meer onderzoekers en geld om productieve nieuwe ideeën te vinden. Dat is waarschijnlijk een factor in de algehele traagheid van de economische groei: als het aantal wetenschappers stijgt en hun gezamenlijke productiviteit daalt, dan blijft de groei dus achter. Een mogelijke oplossing voor die achterblijvende groei is de inzet van Artificial Intelligence. Met AI kunnen we immers het aantal ideeën laten groeien.
“Ja, dat kan mijn zoontje van vier jaar ook,” is een vaak gemaakte opmerking door cultuurbarbaren wanneer ze een abstract schilderij onder ogen krijgen. Angelina Hawley-Dolan en Ellen Winner, beiden professor in de psychologie aan het Boston College, deden in 2011 onderzoek naar deze uitspraak. Zij vroegen zich of of kunstexperts en leken in staat zijn om te onderscheiden of een schilderij gemaakt is door een professioneel kunstenaar, een kind, een aap of een olifant.
Bij twee gelijksoortige schilderijen verkoos 56 procent van de niet-experts het kunstwerk, 62 procent van de kunststudenten verkozen het echte kunstwerk boven het werk van een kleuter of een dier. De uitkomsten van het onderzoek tonen overduidelijk aan dat we echte kunst hoger waarderen: de marge waarmee is niet bijzonder hoog, net iets meer dan de helft. Het geeft eens te meer aan hoe moeilijk het is om ‘creativiteit’ te waarderen. Wat is creativiteit eigenlijk?
Waar ideeën vandaan komen
In 1815 publiceerde de ‘Allgemeine musikalische Zeitung’ een brief van Amadeus Mozart waarin deze zijn creatieve proces uit de doeken doet. De brief geeft het beeld dat de componist zijn klassieke werken volledig in zijn hoofd componeerde alvorens hij ze kant en klaar aan het papier toevertrouwde: “Dit alles verwarmt mijn ziel, op voorwaarde dat ik niet gestoord word, dan vergroot mijn onderwerp zich vanzelf, methodisch en gedefinieerd, en het geheel, ook al is het lang, is bijna klaar en volledig in mijn hoofd, zodat ik het in een oogopslag kan overzien, net zoals een mooie foto of een prachtig beeldhouwwerk. Ook hoor ik in mijn verbeelding niet de verschillende onderdelen achtereenvolgens, maar ik hoor ze, als het ware in een keer … Wanneer ik mijn ideeën opschrijf, put ik ze direct uit mijn geheugen […] Om deze reden, is het vastleggen op papier snel voltooid, omdat alles, zoals ik al eerder zei, al afgerond is; en zelden verschilt het op papier van wat ik mij had voorgesteld in mijn verbeelding.”
“Het creatieve proces is keihard werken”
Deze brief wordt vaak aangehaald om duidelijk te maken hoe ideeën tot stand komen. De brief is echter een hoax, een verzinsel. Otto Jahn, de biograaf van Mozart, toonde in 1856 al aan dat de brief niet door Mozart zelf geschreven is. Uit andere brieven, die Mozart aan zijn familie schreef, komt ook een heel ander beeld naar voren. Ideeën ontstaan niet vanzelf. Het creatieve proces van componeren is keihard werken.
Ook de wereldberoemde natuurkundige Isaac Newton beaamt dit. Vaak wordt beweerd dat Newton zijn beroemde wet van de zwaartekracht bedacht toen er appel uit een boom op zijn hoofd viel. Maar ook dit voorval heeft nooit plaatsgevonden. In een brief aan collega-onderzoeker en rivaal Robert Hooke schreef Newton in 1676 het volgende: “Als ik verder heb gezien dan anderen, komt dat doordat ik op de schouders van reuzen stond.” En zelfs zijn uitspraak is niet origineel: het borduurt voort op een quote van de filosoof Bernard of Chartres uit de twaalfde eeuw.
Alles is een remix
Alle vooruitgang in kennis is incrementeel van aard. Elk nieuw idee bouwt voort op eerdere ideeën. De vermaarde automaker Henry Ford verwoordde het als volgt: “Ik vond niets nieuws uit. Ik heb simpelweg de ontdekkingen van andere mensen, waar eeuwen aan werk aan vooraf ging, aan elkaar gemonteerd. Had ik hier vijftig of tien of zelfs vijf jaar eerder aan gewerkt, dan zou ik gefaald hebben. Voor ieder nieuw ding geldt namelijk hetzelfde. Vooruitgang vindt alleen plaats als al de benodigde factoren gereed zijn, en dan is het onvermijdelijk. Het idee dat relatief weinig mensen verantwoordelijk zijn voor de grootste voorwaartse stappen van de mensheid is klinkklare nonsens.”
“Geen enkel idee staat op zichzelf”
De geschiedenis leert ons dat de meeste wetenschappelijke ontdekkingen en uitvindingen onafhankelijk en min of meer gelijktijdig door meerdere wetenschappers en uitvinders zijn gemaakt. ‘Meervoudige ontdekking’ heet dit fenomeen. Geen enkel idee staat op zichzelf. Thomas Edison wordt vaak als de uitvinder van de gloeilamp aangewezen, maar vele anderen waren hem al voor, Edison was echter de eerste persoon die de lamp klaarstoomde voor massaproductie. Iedereen moet werken met hetzelfde materiaal. Het maakt dat innovaties simpelweg onvermijdelijk zijn.
Grote kunstenaars stelen
In het boek ‘The Runaway Species’ uit 2017 legt neurowetenschapper David Eagleman uit dat de mens zich dankzij de prefrontale cortex onderscheidt van de dieren. Deze kant van het menselijke brein heeft onze voorouders van holbewoners naar ruimteverkenners gebracht en ons de moderne wereld gegeven. Dit deel van de hersenen stelt ons namelijk in staat om ons eigen functioneren te overdenken en om te kunnen gaan met complexiteit. Ook het beheersen van onze gevoelens en emoties wordt vanuit dit deel bestuurd. Het is een besturingssysteem dat continu ontelbare mogelijke paden afloopt en nieuwe verbindingen aangaat, die uiteindelijk leiden tot tal van nieuwe ideeën.
Het directe gevolg is creatief en innovatief denken, waardoor we ons gemakkelijk kunnen aanpassen aan diverse omgevingen. Creativiteit is hiermee het vermogen dat wij mensen hebben om een wereld voor te stellen die nog niet onze wereld is. Dit onderdeel van het brein ontbreekt bij dieren, waardoor zintuiglijke waarneming (input) direct wordt omgezet in actie (output) en er dus geen mogelijkheid is tot zelfreflectie.
Creativiteit bestaat volgens Eagleman uit drie basiselementen, namelijk uit het buigen (‘bend’), mengen (‘blend’) en breken (‘break’) van bestaande elementen. In de documentaire ‘Everything is a remix’ uit 2015 noemt filmmaker Kirby Ferguson deze drie elementen kopiëren, transformeren en combineren. Zelfs kunstenaar Pablo Picasso zei ooit: “Goede kunstenaars kopiëren, grote kunstenaars stelen”. Ook Steve Jobs was eenzelfde mening toegedaan. Over de begintijd van Apple zei hij in een interview: “We zijn schaamteloos geweest in het stelen van goede ideeën.”
Vanuit bovenstaand oogpunt remmen patenten en octrooien de verspreiding van kennis. Het vastleggen van intellectueel eigendom versnelt de vooruitgang niet, maar remt deze juist af.
Exponentieel geknutsel en het aangrenzend mogelijke
Dingen zijn dus bij lange na niet zo vanzelfsprekend zoals ze er op het eerste oog uitzien. Stuart Kauffman is een theoretisch bioloog die de oorsprong van het leven en van moleculaire organisatie bestudeert. In 2002 introduceerde hij de theorie van ‘de aangrenzende mogelijkheid’ om de biodiversiteit op aarde te verklaren. Volgens Kauffman kan een volgende stap in de evolutie alleen genomen worden wanneer allereerst geëxperimenteerd wordt met de aangrenzende mogelijkheden.
“Stapje voor stapje moet uitgevonden worden wat werkt en wat niet”
Levensvormen die mogelijkerwijs functioneel kunnen zijn, ontstaan eerst voordat zij definitief worden geselecteerd. Natuurlijke selectie maakt zelf niks uit, zij kan alleen werken met de materie die aanwezig is. Op conceptueel niveau beschouwt de bioloog François Jacob de evolutie zelfs als een ‘knutselaar’ en niet als een bouwkundige: ook onze lichamen zijn slechts het product van geknutsel, van oude onderdelen die worden samengebonden om iets radicaals nieuws te vormen. Evolutie is dus ook geen lineair proces, waar de uitkomsten van tevoren van te voorspellen zijn. Stapje voor stapje moet uitgevonden worden wat werkt en wat niet.
In het boek ‘The Nature of Technology’ trekt complexiteitswetenschapper Brian W. Arthur een zelfde conclusie over de evolutie van technologie: “Iets uitvinden is iets ontdekken in iets wat al bestond. […] [het] bouwt zich organisch uit zichzelf.” Ook dit concept van technologie impliceert dat innovatie niet lineair plaatsvindt, maar dat het radicale discontinuïteiten voortbrengt die niemand kan voorzien.
In zijn boek ‘Where Good Ideas Come From’ gebruikt auteur Steven Johnson bovenstaande theorie om te beschrijven hoe nieuwe inzichten gehaald kunnen worden uit onbekende terreinen. Johnson definieert ‘de aangrenzende mogelijkheid’ als “een soort van schaduwtoekomst die zweeft boven de randen van de huidige stand van dingen, een kaart van de manieren waarop het heden zichzelf opnieuw kan uitvinden.” De grenzen van de aangrenzende mogelijkheid worden voortdurend verlegd naarmate ze worden verkend; de aangrenzende mogelijkheid is een nog niet aangeboord potentieel van wat zou kunnen zijn.
Elke nieuwe combinatie leidt op zijn beurt weer tot nieuwe combinaties in het aangrenzend mogelijke. Het is volgens Johnson het beste te vergelijken “met een huis dat zich op een magische manier, met elke deur die ervan wordt geopend, uitbreidt”. Het begin is een kamer met vier deuren die allemaal leiden naar een volgende kamer waar je nog niet eerder was. Die vier kamers zijn het aangrenzend mogelijke. Maar zodra je één van de deuren opent en de kamer binnenstapt, verschijnen er drie nieuwe deuren die allemaal leiden naar een splinternieuwe kamer die vanaf het oorspronkelijke beginpunt niet konden worden bereikt. Blijf nieuwe deuren openen en uiteindelijk vertoef je in een paleis.
Technologie comprimeert tijd
Johnson maakt in zijn boek het punt dat de snelheid van ideevorming is toegenomen door de introductie van digitale technologie. Aan het begin van de Industriële Revolutie kon kennis zich nog maar langzaam verspreiden. Kennis werd in de vorm van boeken over grote afstanden verspreid en dan nog was deze kennis slechts toegankelijk voor de mensen die konden lezen en schrijven. Dankzij moderne steden en digitale netwerken speelt afstand geen enkele rol van betekenis meer. Het zijn vruchtbare omgevingen waarin ideeën gemakkelijk circuleren en met elkaar als het ware ‘seks’ hebben, waaruit nieuwe ideeën kunnen ontstaan die de potentie hebben het volgende ‘Big Idea’ te worden.
“Door moderne steden en digitale netwerken kunnen ideeën gemakkelijk circuleren”
Futurist en filosoof Jason Silva vertelt in één van zijn zogenaamde ‘espresso-shots’ dat hij van het idee van ‘de aangrenzende mogelijkheid’ houdt. Het impliceert een soort van ingebouwd optimisme van hoe we de wereld kunnen bekijken. Het heden is niet gebonden aan wat er is, maar wordt bepaald door de mate waarin onze verbeeldingskracht erin slaagt om de materiële kenmerken van het heden te herschikken. In Silva’s ogen is ‘de aangrenzende mogelijkheid’ een beweging die het heden voortdurend versnelt: de tijd wordt gecomprimeerd. Steeds krachtigere technologieën verkleinen de vertraging tussen wat we kunnen verbeelden en creëren. Hierdoor worden ‘aangrenzende mogelijkheden’ nagenoeg in real-time bekrachtigd en vervaagt het onderscheid tussen dromen en realiteit. Dromen zijn niet langer bedrog, maar werkelijkheid geworden.
De versnelling versneld
Om goed te kunnen begrijpen wat Silva met zijn ’tijdreizen’ bedoelt, is het nuttig om te neuzen in aanpalende wetenschappen, namelijk die van de economie. Hal Varian, Google’s Chief Economist, kwam in 2003 met een andere term op de proppen voor het ‘aangrenzend mogelijke’. Hij noemt het ‘combinatorische innovatie’: de mogelijkheid om te innoveren door combinaties te maken van reeds bestaande componenten.
Het befaamde Lego-lied, dat voor het eerst was te horen in een commercial voor de radio in 1984, maakt binnen een paar seconden duidelijk wat de combinatorische innovatieve kracht is van een Lego-blokje. “Van Lego kun je alles maken. Een boot, een vliegtuig of een trein. Een huis met echte daken. Heel groot of misschien wel piepklein. Dus bedenk de gekste zaken, want spelen met Lego is fijn.” Over deze kracht is het volgende geschreven in het boek ‘Brick by Brick’ uit 2014: “Elk steentje op zich is levenloos […] Alleen de acht noppen boven op het rechthoekige blokje en de drie holle buisjes aan de onderkant geven een aanwijzing voor wat je er allemaal mee kunt doen. Als je echter twee van die bewegingloze, levenloze blokjes op elkaar klikt, gaat er opeens een wereld van bijna oneindige mogelijkheden voor je open. Met slechts zes steentjes kun je meer dan 915 miljoen mogelijke combinaties maken. Het is een universele bouwsteen geworden die een katalysator voor creativiteit vormt.”
In hun boek ‘Race Against the Machine’ maken auteurs Brynjolfsson en McAfee het punt dat een “combinatorische explosie één van de weinige wiskundige functies is die een exponentiële trend ontgroeien. En dat betekent dat combinatorische innovatie de beste manier is om menselijk vernuft in de race te houden met de wet van Moore.” Het comprimeren van tijd is dus uit te drukken in een wiskundige formule. De bovenstaande grafiek maakt in een oogopslag duidelijk hoe lineaire, exponentiële en combinatorische functies zich tot elkaar verhouden. In slechts een paar stappen komen we met getallen en uitkomsten in aanraking die het menselijke voorstellingsvermogen ver te boven gaan. Mensen hebben computers nodig om hen hierbij te helpen. Sterker nog, kunstmatige intelligentie en quantum technologie moeten dit klusje kraken.
“Door AI komen we met getallen en uitkomsten in aanraking die het voorstellingsvermogen ver te boven gaan”
Goede ideeën zijn duur
Economische groei komt voort uit mensen die ideeën creëren. Volgens economen van Stanford en MIT kost het steeds meer onderzoekers en geld om productieve nieuwe ideeën te vinden. Dat is waarschijnlijk een factor in de algehele traagheid van de groei in de VS en Europa in de afgelopen decennia. De onderstaande grafiek toont het patroon voor de totale economie, waarbij de totale factor productiviteit in de VS (tegen het gemiddelde over tien jaar, en voor 2000 tot 2014) – een maat voor de bijdrage van innovatie – ten opzichte van het aantal onderzoekers, wordt benadrukt. Vergelijkbare patronen gelden voor specifieke onderzoeksgebieden.
De wetenschappers maken gebruik van onderstaande formule om dit verband uit te drukken.
Als het aantal wetenschappers stijgt en hun gezamenlijke productiviteit daalt, dan blijft de economische groei dus achter. Een mogelijke oplossing voor de achterblijvende groei is de inzet van AI. Met AI kunnen we immers het aantal ideeën combinatorisch laten groeien.