De aardappel als platform

19 april 2016, 08:00

Digitalisering in de landbouw: coöperatieve platformen als alternatief voor Monsanto

Vorige maand kondigde onderzoekscentrum Wageningen UR aan een aardappelplant te hebben ontwikkeld die resistent was tegen een zeer hardnekkige en gevreesde schimmelziekte. Daardoor zou 80 procent bespaard kunnen worden op bestrijdingsmiddelen bij de aardappelteelt.

Nieuwe gentechnieken zoals die in Wageningen ontwikkeld worden, beloven de landbouw sneller en efficiënter te maken. Tegelijkertijd hebben ze een grote invloed op de landbouwsector en de verdeling van macht en kennis tussen de spelers in het landbouwecosysteem.

De afgelopen decennia is er veel veranderd in de landbouw. Dat is te danken aan de digitalisering en informatisering: eigenschappen van planten worden gekoppeld aan de genetische code, het DNA en het analyseren ervan is exponentieel sneller en goedkoper geworden. Het kruisen van planten en bestuderen van de nakomelingen is steeds meer gerobotiseerd en geautomatiseerd. Nieuwe genetische technieken hebben hun intrede gedaan waarmee het mogelijk is om gericht eigenschappen van planten te veranderen en daarmee nieuwe soorten te ontwikkelen. Soorten die beter zijn voor de consument (lekkerder of gezonder) of voor de producent (resistent tegen ziektes, beter te schillen en snijden, meer opbrengst).

Dat heeft de afgelopen decennia geleid tot verbeterde gewassen zoals mais en rijst en een hogere opbrengst van alle groenten. Met al die technieken kunnen veel sneller nieuwe soorten ontwikkeld worden dan via de traditionele methoden waar ervaren boeren goed in waren.

Machtsverschuiving: domme boeren, slimme laboratoria

Net als in andere sectoren zien we dat digitalisering invloed heeft op de structuur van de sector, op de werkverdeling tussen spelers in de keten en wie daarin een controlerende positie inneemt.

De macht is steeds verder verschoven ‘van het land naar het lab’. Waren het vroeger de boeren die specifieke kennis hadden over de planten en de groei ervan in relatie met vocht, ondergrond en voeding, nu zit die kennis in toenemende mate bij ontwikkelaars van nieuwe zaden, de veredelaars, die de kennis uit de data halen: de genetische code. In het lab bedenken zij nieuwe soorten met gunstige eigenschappen. Aan de boer op het land nog ‘slechts’ de taak om het plantje te laten uitgroeien en de opbrengst te oogsten. Zijn toegevoegde waarde is afgenomen. De ontwikkelaar verdient zijn kosten terug met de verkoop van zaden die de boeren ieder(e paar) jaar opnieuw moeten aanschaffen.

De complexe technologie en de vele ontwikkelingen zijn voor een boer nog amper te volgen en de hoge investeringen kan hij zelfstandig niet opbrengen. Feitelijk is hij afhankelijk geworden van technologieleveranciers. Een afhankelijkheid die zal groeien met de opkomst van sensoren en precisielandbouw waar de grote jongens uit de hightech-bedrijven zoals Philips en Google hun oog op hebben laten vallen.

In de veeteelt is een discussie gaande over het eigenaarschap van de data die melkrobots verzamelen: hebben boeren toegang tot de data die de fabrikant van de melkrobot verzamelt? Hieruit is namelijk inzicht te krijgen over de beste fokstieren en de voeding die koeien moeten krijgen voor een optimale melkproductie. Vroeger konden boeren dat aanvoelen per koe. Nu zijn de bedrijven grootschaliger en efficiënter geworden en loopt het via geautomatiseerde systemen die gecontroleerd worden door de aanbieders.

Groot, groter, grootst

Daarbij komt een andere ontwikkeling die we vaker zien bij de huidige technologische ontwikkeling: door consolidatie blijven slechts enkele grote spelers over die de markt domineren. Zo zijn er in veel gewassen, denk aan mais, rijst, tomaat, broccoli, sla, nog slechts twee tot vijf grote zadenproducenten over. Nederland heeft met Enza Zaden en RijkZwaan twee van de top vijf spelers in huis.

De grote spelers hebben de neiging om hun vondsten te beschermen met patenten. Voortdurend breiden zijn hun portfolio uit en de invloed ervan zodat ze steeds meer controle krijgen en houden over gewassen. De speelruimte voor andere partijen inclusief onderzoekslaboratoria, wordt meer en meer ingeperkt. De twee grootste spelers, Monsanto en Syngenta zijn ook nog eens de grootste leveranciers van bestrijdingsmiddelen die ze graag in combinatie met hun planten verkopen.

Hier zien we iets vergelijkbaars als in de telecomindustrie: de enkele grote spelers proberen elkaar met patenten de pas af te snijden (zoals Apple en Samsung/Google) en wisselen tegelijkertijd regelmatig patenten uit om door te kunnen gaan met de ontwikkelingen. Kleinere spelers hebben het lastig: zij hebben geen groot portfolio om uit te wisselen. Die staan dus onder druk.

Boeren worden dus steeds afhankelijker van slechts een klein groepje bedrijven en kunnen alleen via schaalvergroting hun inkomen verhogen. En waar vroeger de nationale overheden nog toegang hadden tot hun landbouw, is dat nu vrijwel volledig in private handen. Daar komt nog een argument van biodiversiteit bij: in Noord-Amerika mislukten enkele jaren geleden grote maisoogsten omdat, alle zaden waren afkomstig van Monsanto, ze allemaal getroffen werden door dezelfde ziekte. Er is dus ook een steeds grotere maatschappelijke vraag: hoe houden landen toegang tot hun eigen landbouwgewassen?

Een tegenbeweging

Daar waar de markt een neiging heeft tot schaalvergroting, reductie van diversiteit, patentering en machtsconcentratie, is er ook een groeiend aantal initiatieven dat daaraan tegenwicht biedt. Een kleine bloemlezing.

Een groep bedrijven en onderzoeksinstituten lanceerde het Open Source Seed Initiative dat van zoveel mogelijk groenten, fruit en kruiden open source varianten beschikbaar stelt. Deze zaden mogen wél worden hergebruikt, gedeeld en doorontwikkeld door wie dat wil. Wie zich aansluit bij dit initiatief belooft dat hij anderen niet zal beperken bij de zaden of technologie die hij op basis van deze open source zaden ontwikkelt. Open source heeft ook in de ICT een belangrijke positie verworven, denk aan onder andere Linux en het daar deels op gebaseerde Mac OSX. Android is ook ooit als open source software begonnen zodat Google een snelle intrede in de mobiele markt kon doen.

Chipsfabrikant Lays zette samen met Cambridge een platform op om aardappelboeren te helpen hun opbrengst te verhogen en CO2 –uitstoot te reduceren. Goedkope sensoren, eenvoudige metingen van de samenstelling van voedingsstoffen in de bodem en de vochtigheidsgraad, gecombineerd met foto’s van de planten worden door het platform geanalyseerd en geven gedetailleerd inzicht in de groei.

Het platform WeFarm helpt boeren, ook in arme landen, om eenvoudig en goedkoop onderling informatie uit te wisselen. Daarmee kunnen ze vragen aan elkaar stellen en wereldwijd crowdsourcen.

Via FarmHack, een online gemeenschap, wisselen jonge boeren kennis en informatie uit over nieuwe landbouwtechnieken. Regelmatig organiseren ze hackatons en doehetzelf-workshops waarbij ze elkaar leren omgaan met drones, sensoren en robots.

Een nationaal aardappelplatform?

De voorbeelden hierboven laten zien dat er ook een tegenbeweging mogelijk is die de kennis- en machtspositie van boeren versterkt en die overheden meer toegang geeft tot hun eigen gewassen, die van groot nationaal belang zijn. Met dezelfde ICT-technologie zijn namelijk ook coöperaties van grote en kleine spelers te maken die gezamenlijk nieuwe innovaties ontwikkelen en die taken daarbij onderling verdelen en kennis combineren. Samenwerking die gecoördineerd kan worden via een platform.

Geen centrale machtsconcentratie, zoals we die kennen van Monsanto, Microsoft en Uber, maar gedecentraliseerde verdeling van macht en taken. In een toekomst waarin duurzaamheid, maatschappelijk draagvlak en wederkerigheid belangrijkere waarden worden, hebben we als samenleving behoefte aan meer platformen die op deze waarden gebaseerd zijn.

Maurits Kreijveld
futuroloog en strategisch adviseur bij Wisdomofthecrowd.nl

Maurits Kreijveld is futuroloog en strategisch adviseur. Hij onderzoekt en verbeeldt de impact van nieuwe technologieën op organisaties, individuen en de samenleving, en adviseert hierover. Hij is gespecialiseerd in digitale transformatie (platformeconomie, deeleconomie) en innovatie cocreatie. Met zijn boek ‘De plug&play;-organisatie. Handboek voor digitaal transformeren' en bijbehorende workshops en masterclasses helpt hij organisaties digitaal aanpassingsvermogen en wendbaarheid te krijgen. Eerder schreef Maurits 'De kracht van platformen' het eerste Nederlandse boek over de platformeconomie, en ‘Samen slimmer. Hoe de wisdom of crowds onze samenleving zal veranderen’ met toekomstbeelden over de zorg, innovatie en smart cities.

Categorie
Tags

Marketingfacts. Elke dag vers. Mis niks!