Eén metaverse brengt nog geen burgerparticipatie
Welke lessen kunnen we leren van tientallen jaren burgerparticipatie en het gebruik van digitale middelen?
Het lijkt een nieuwe trend in overheidsland: gemeenten laten een digital twin van de stad ontwikkelen om te gebruiken voor burgerparticipatie bij de ontwikkeling van de leefomgeving. Maar alleen een mooie 3D-wereld brengt nog geen burgerparticipatie.
Digitale tweeling voor inwonerparticipatie
De gemeente Rotterdam heeft een digital twin van de hele stad laten ontwikkelen: een 3D-weergave van de stad met daarin alle gebouwen, ondergrond en ook ondergrondse leidingennetwerk, op basis van open data en gemeentelijke data. Het zogeheten Open Urban Platform moet een plek worden waar inwoners, bedrijven en instellingen kunnen samenkomen. Amsterdam en Utrecht lieten iets vergelijkbaars bouwen, in samenwerking met Microsoft.
In aanvulling op dit platform ontwikkelde Centric een platform FURBAN, een soort IKEA Kitchenplanner, waarmee burgers 3D-ontwerpen kunnen maken van hun ideeën. Rotterdam wil Furban de komende jaren gaan inzetten bij het uitvoeren van de Omgevingswet om burgers te laten participeren bij de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving. Als experiment is het platform gebruikt bij de inrichting van een plein in Rotterdam met zitbankjes en speeltoestellen. Burgers konden hier hun eigen ontwerpen maken waarover later gestemd werd.
De Metaverse als Sim City?
Het lijkt erop dat we nu op het punt zijn aangekomen van wat voor sommigen al jaren de heilige graal voor het bestuur is: de digitale stad uit het computerspel Sim City, waarin je kunt ‘gamen’, voorstellen en ideeën kunt maken en uitproberen, bespreken en bediscussiëren. Dit past helemaal in de visie van bedrijven als Meta en Microsoft die spreken over een Metaverse, waar fysieke en virtuele werkelijkheid met elkaar versmelten.
Na meer dan tien jaar onderzoek te hebben gedaan naar digitale participatie, stemmen deze nieuwe dure tools me in eerste instantie sceptisch. Zeker als ambtenaren en bestuurders een belangrijk deel van het participatieproces gaan uitbesteden aan softwaremakers, die hun eigen softwareproducten proberen te pushen.
Gaat de Metaverse de jarenlange en steeds terugkerende, hooggespannen verwachtingen waarmaken, die begonnen met De Digitale Stad in de jaren negentig, en gevolgd werden door talloze online-discussiefora, stem-apps, virtuele werelden en serious games? Websites en platforms waarvan vaak verzucht wordt dat ze na eenmalig gebruik wegkwijnen en ongebruikt blijven door burgers. Tegelijkertijd worstelen bestuurders met de complexe besluitvorming rond de inrichting van de leefomgeving en de invoering van de Omgevingswet. Gemeenten lijken te hopen dat een urban platform dit ‘eenvoudig’ kan ‘fixen’.
Wie herinnert zich nog Second Life, zo’n vijftien jaar geleden, waar de gemeente Zoetermeer voor vele tonnen een digitaal gemeentehuis liet ontwikkelen? Is de tijd nu gunstiger voor een doorbraak van de metaverse? Of wordt het een herhaling?
Participatielessen
Er is niet direct een reden om te denken dat het dit keer anders zal gaan. De uitdagingen blijven immers hetzelfde. Hoe eenvoudig de gereedschappen ook te gebruiken zijn, er zijn altijd burgers die moeite hebben om digitaal te participeren. De digital twin probeert een zo goed mogelijke weergave te zijn van de werkelijkheid maar deze blijft voor een deel subjectief. Bijvoorbeeld de manier waarop objecten (zoals windmolens of gebouwen en hun schaduw) worden vormgegeven wat tot talloze rechtszaken heeft geleid.
De vraag is ook welke data en modellen (algoritmen) er schuilgaan achter de mooie 3D-beelden. En wat dat betekent voor de manier waarop een vraagstuk wordt geframed, besluitvorming wordt gestuurd en welke partijen er wel of niet gevraagd worden om hun inbreng te geven.
De belangrijkste les uit jarenlange digitale burgerparticipatie is dat de digitale gereedschappen niet gaan zorgen voor meer of betere participatie: het hele proces is belangrijk, eveneens de offline, fysieke ontmoetingen, het echte gesprek en debatten in zaaltjes. Dat kwam ook in het voorbeeld van de Rotterdamse plein in Furban duidelijk naar voren: de bijeenkomsten en ontmoetingen waren cruciaal, het online platform was een hulpmiddel in een bepaalde fase van het gehele participatieproces.
Beste mix tussen digitale middelen en fysieke handwerk
Hoe kunnen digital twins, urban platforms en participatieplatforms als Furban, gegeven de lessen van burgerparticipatie, dan maximaal nuttig worden ingezet? Drie belangrijke lessen.
- Hergebruik en bouw voort
Ontwikkel niet steeds voor elk project een nieuw platform maar hergebruik telkens zoveel mogelijk hetzelfde platform als basis. Het voordeel van een platform is dat relatief eenvoudig en goedkoop nieuwe functies kunnen worden toegevoegd zoals ontwerpgereedschappen, simulaties, stemmen en besluitvorming, omgevingsmanagement. Door een platform te laten evolueren blijft het actueel. Maak het aantrekkelijk voor burgers en bedrijven om het platform te verrijken.
Gebruik het platform ook voor de rest van het stadsbestuur. Laat stedenbouwkundigen en architectenbureaus het gebruiken als zij met voorstellen komen, zodat deze beter vergelijkbaar worden, zowel onderling als ook met de voorstellen van burgers. De digitale gereedschappen zorgen zo voor een meer gelijk speelveld: ze kunnen burgers de mogelijkheid geven met betere voorstellen te komen. Leg de uitkomsten van een project, zoals het ontwerp van het plein, na afloop van het participatietraject en besluitvorming, vast in de 3D-weergave van de stad.
- Combineer virtueel digitaal met fysieke bijeenkomsten
Online tools vormen slechts een deel van het participatieproces. Blijf je als overheid bewust van het belang van fysieke bijeenkomsten, echt contact maken, ruimte voor emoties en debat.
Overheden moeten zelf de regie houden over participatietrajecten. Besteed deze niet uit aan softwarebedrijven, die overrompelen met technologische mogelijkheden. Participatietrajecten zijn geen workshops ter begeleiding van de technologische tools. Elk participatietraject is een investering in de relatie tussen burger en overheid waarbij in bepaalde fasen technologie behulpzaam kan zijn. De projectleider zou dus een ambtenaar moeten zijn en niet een software-consultant.
- Stel hoge kwaliteit van de besluitvorming centraal
Zoals gezegd, de overheid zou het participatieproces in eigen hand moeten houden. Zowel om hierin zelf vaardigheden op te bouwen, als ook om alle belangen te kunnen borgen: met een kritische blik op en vol bewustzijn van de mogelijkheden en beperkingen van digitale gereedschappen (visualisaties, data, algoritmen, AI).
Naast het ontwikkelen van ideeën en voorstellen, die je in 3D-omgevingen kunt doen, moeten overheden ook goed kijken naar de kwaliteit van het besluitvormingsproces. Stemmen op voorstellen en vervolgens kijken welke het populairst is, is een hele eenvoudige en in bepaald opzicht arme manier van besluitvorming. Er zijn talloze platforms beschikbaar die rijkere vormen van besluitvorming en consensusvorming ondersteunen (zie o.a. Decidim (Barcelona), Argu, Disqus). Deze zouden in het totale besluitvormingsproces een rol kunnen spelen. Met de komst van artificiële intelligentie komen daar nog talloze nieuwe mogelijkheden bij, bijvoorbeeld voor gedelegeerd stemmen, voor het zoeken naar overeenkomsten en toewerken naar consensus. Zorg er ook voor dat deze nieuwe mogelijkheden net zo krachtig worden en gedegen en geborgd in elkaar zitten.
Door consequent door te gaan met de ontwikkeling van een digitale tweeling, kan digitalisering maximaal bijdragen aan het verbeteren van bestuurlijke en participatieprocessen. Zo kan voorkomen worden dat er voortdurend geld gestopt wordt in het ontwikkelen van dure digitale gereedschappen die na een keer niet of nauwelijks meer worden gebruikt. Participatie is en blijft een moeilijk proces, en een ambacht waar de overheid meester in zou moeten worden. Ga er niet vanuit dat een Metaverse of wel platform dan ook dit eenvoudig oplost.