Henk Blanken: “Journalisten, vertel mensen iets wat ze nog niet weten!”
Toen Henk Blanken rond 2000 chef internet werd bij de Volkskrant, zat de webredactie “in een soort bezemkast op de derde verdieping”. Tekenend voor hoe er in die tijd tegen internet werd aangekeken door de gevestigde journalistiek: het werd simpelweg niet serieus genomen. Daar is inmiddels misschien wel wat verandering in gekomen, maar dagbladen hebben tot op heden geen passend antwoord gevonden op de revolutie die zich voltrok. Met als gevolg dat de oplagecijfers in twaalf jaar tijd met circa eenderde terugliepen. Ook Blanken kon dat tij niet keren, vertelt hij in Top Names, maar dat wil niet zeggen dat hij het probleem niet zag.
Sterker nog, Blanken zag al heel vroeg dat er iets heel spannends aan de gang was. Als economisch redacteur berichtte hij over Microsoft en internetbedrijven. Weinig andere collega’s hadden daar interesse in. Niet veel later kwam het besef dat internet er voor zou zorgen dat nieuwe generaties geen kranten meer zouden lezen. Iets wat hij in 2001 opschreef, waarna hij het bij zijn collega’s en mede-journalisten moest ontgelden. NRC-journalist Henk Hofland schreef dat het volstrekte waanzin was, een stelling waar hij pas tien jaar later op terug kwam.
“De journalistiek is niet in staat om in eigen vlees te snijden ”
En ondertussen bleven kranten doen wat ze altijd deden. ”Het heeft te maken met de inertie van de beroepsgroep. Het heeft ook te maken met de liefde van diezelfde mensen voor wat ze altijd hebben gedaan. Het heeft ermee te maken dat je je bestaande lezers niet een ander medium kunt geven zonder ze kwijt te raken. En het heeft ook iets te maken met kortetermijnbelangen in een branche die al in de problemen begon te komen en niet meer vijf jaar vooruit kon denken.”
Je zou het kort kunnen samen vatten als een gebrek aan inzicht, aan durf en aan mogelijkheden. Blanken heeft het zelf ondervonden toen hij in ’98 het succesnummer van de Volkskrant, de contactadvertenties, online tot een succes wilde maken. Het stuitte direct op verzet bij de advertentieafdeling. “Die zeiden dat we de inkomsten echt niet konden missen. Het klassieke probleem van kranten: we waren niet in staat om in ons eigen vlees te snijden en dat is zo gebleven tot vandaag de dag.”
Maar het grootste probleem is misschien wel dat veel mensen uit de krantenwereld het internet niet wezenlijk snappen. “Het gaat bij internet niet om het grootste mogelijke bereik, maar om het kleinst mogelijke, maar toch nog relevante bereik.” Dat zie je goed terug op alle sociale netwerken. Daar zijn misschien wel heel veel mensen, maar al die mensen gaat het om hun eigen beperkte groep vrienden. ”En dat is wat kranten heel moeilijk vinden, want zij zien hun waarde in de totale oplage. Ik denk dat er niet veel kranten zijn die zich gerealiseerd hebben dat wat hun lezers met elkaar doen, waarde heeft. Je kunt als lezer van een krant dus ook niks met elkaar doen.”
“Journalisten, vertel de mensen iets wat ze nog niet weten ”
Het is dan ook geen wonder dat de dingen die wel goed gaan op internet geen van allen zijn bedacht door klassieke mediabedrijven. Geen wonder, maar wel vervelend. Want ondertussen heeft de journalistiek het moeilijk.
Blanken ziet op dit moment drie overlevingsstrategieën. Een jonge generatie die het wel snapt en met een briljant plan komt. “En misschien is Rob Wijnberg met de Correspondent daar de eerste van”. Of de overheid die ingrijpt en geld in de markt pompt om de teruggang te stoppen. “Of wij als journalisten moeten, als we daar toe in staat zijn, een beter soort journalistiek gaan bedrijven. Als je elke dag nog het soort kranten maakt dat er 20, 50 of zelfs 80 jaar geleden ook was, dan is de kans groot dat je je bestaansrecht verliest in een samenleving die zo snel verandert. Ik roep al een jaar of acht dat we als journalisten betere verhalen moeten gaan maken en vertellen. Dat wil domweg zeggen: vertel de mensen iets wat ze nog niet weten.”
Blanken maakt zich vandaag de dag bij Dagblad van het Noorden dus hard voor goede onderzoeksjournalistiek. Want stil zitten en niks doen is geen optie. En omkijken in wrok ook niet. “Er zijn momenten waarop ik het slimmer had kunnen aanpakken. Ik had misschien eerder de juiste mensen moeten zoeken. (..) Het is één ding dat je het zegt, het is wat anders dat je ook net zo lang doordramt tot je gelijk krijgt. Dat heb ik niet gedaan. (..) Ik ben misschien ook gewoon niet de juiste man op de juiste plek geweest. Ik ben waarschijnlijk een betere prediker geweest dan uitvoerder.”
Misschien dat de terugloop ook komt door de manier waarop mensen tegenwoordig informatie tot zich nemen. Persoonlijk lees ik geen kranten omdat het vaak voelt als een overload aan informatie. Het zijn vaak lange verhalen met een lange uiteenzetting. Als ik wel een krant voor me heb dan begin ik meestal een artikel te lezen en na een paar regels begin ik te scannen om erachter te komen welk punt er nu eigenlijk gemaakt wordt. Via sociale media bijvoorbeeld kan ik veel sneller en beter informatie tot mij nemen.