Het nieuwe internet
Apple, Alphabet, Microsoft, Amazon en Facebook, de Frightful Five zoals ze in de Amerikaanse pers worden genoemd, zijn de nieuwe monopolisten. De mens is in hun ogen slechts een algoritme en dat leidt tot onbeperkte mogelijkheden voor controle en manipulatie. Het internet is hiermee veranderd in ‘s werelds grootste sociaalwetenschappelijke experiment ooit. En als data de nieuwe olie zijn, dan is AI de nieuwe motor van de digitale economie. En daar plukken slechts een paar bedrijven de vruchten van. Tijd voor een nieuw internet: het internet is dood, lang leve het internet.
“Software is eating the world”, is een gevleugelde uitspraak van Marc Andreessen, mede-oprichter van Netscape en tegenwoordig mede-eigenaar van ’s werelds grootste durfkapitaal investeerder Andreessen Horowitz in Silicon Valley. Hij bedoelt hiermee dat alles en iedereen wordt geautomatiseerd, gedigitalisateerd of gevirtualiseerd. Geen enkele sector of industrie ontkomt hier aan.
Zijn idee borduurt voort op een eerder opmerking van Mark Zuckerberg, de oprichter en ceo van Facebook. In een interview met Business Insider zei Zuckerberg: “Unless you are breaking stuff you are not moving fast enough”. Bijzonder hoogleraar communicatiewetenschappen aan de Universiteit van Zuid-Californië Jonathan Taplin gaat in zijn boek Move Fast and Break Things (2017) in op bovenstaand gedachtengoed en waarschuwt voor de alsmaar toenemende macht van Apple, Alphabet, Microsoft, Amazon en Facebook. De Frightful Five, zoals ze in de Amerikaanse pers worden genoemd, zijn in hun respectievelijke markten praktisch monopolist.
Bron: http://www.usv.com/blog/fat-protocols
Deze bedrijven zijn zo groot geworden doordat ze als geen ander gebruik weten te maken van de schaalvoordelen die netwerkprotocollen – zoals TCP/IP, HTTP, SMTP en FTP – hen bieden. Deze technologieën zijn bij uitstek geschikt om data te distribueren, maar bijzonder slecht om diezelfde data te bewaren.
Digitale platformen zoals die van de Big Five, maar ook die van Baidu, Uber, AirBnb, Tencent en Alibaba zijn in dit gat gesprongen. Bovenop deze zogeheten “thin” protocollen hebben ze allerlei applicaties en diensten ontwikkeld die voor hen een enorme hoeveelheid aan economische waarde genereren. Hun digitale platformen zijn in staat om astronomische hoeveelheden aan big data te verzamelen, te bewaren, te filteren, te combineren, te analyseren en raad te plegen waarmee uiterst efficiënt makers, aanbieders en afnemers van goederen, diensten en informatie met elkaar worden verbonden.
Van de ebooks die wereldwijd jaarlijks worden verkocht heeft Amazon 75 procent van de markt in handen. Eind 2016 werd bekend dat Apple 104% winst in de smartphonemarkt maakt.
Cijfers maken ook direct duidelijk hoe groot en machtig deze hyperschaalbare platformbedrijven in de loop der jaren zijn geworden. Zo zijn Google en Facebook wereldwijd de twee internetbedrijven die het meeste geld verdienen aan de verkoop van online advertenties. Gezamenlijk komt 80 procent van al het advertentiegeld in hun handen terecht. Facebook harkt jaarlijk zo’n 31 miljard euro aan advertentiegeld binnen, Google meer dan het dubbele: circa 70 miljard euro. Google controleert bijna 90 procent van de markt voor zoekadvertenties. Facebook heeft nagenoeg 80 procent van het mobiele sociale media verkeer in haar grip. Van de ebooks die wereldwijd jaarlijks worden verkocht heeft Amazon 75 procent van de markt in handen. Eind 2016 werd bekend dat Apple 104% winst in de smartphonemarkt maakt. Dat percentage ligt hoger dan 100% omdat andere fabrikanten zoals HTC en LG verlies draaien.
Data zijn de nieuwe olie
Hun businessmodel is gebaseerd op de waarde die gebruikersdata, oftewel onze aandacht, hen oplevert. Elke muisklik, elke toetsenbordaanslag, elke vingerbeweging of ‘swipe’ over een scherm, elke oogopslag en elk stemcommando levert deze bedrijven een schat aan informatie op over de voorkeuren en gedragingen van hun gebruikers. Het levert bedrijven een reservoir op van vloeibare informatie. De ruwe data moet alleen nog worden aangeboord, naar boven gehaald en geraffineerd.
Data zijn hiermee de nieuwe olie, de nieuwe handelswaar, of zoals weekblad The Economist het zo mooi verwoordt:
“Data zijn voor deze eeuw wat olie was voor de vorige: een stuwkracht voor groei en verandering.”
Het Wereld Economisch Forum gaat zelfs nog een stapje verder, volgens hen vormen data zelfs een nieuwe productiefactor, die één op één te vergelijken is met arbeid en kapitaal. Het enige dat bedrijven nog moeten doen is om al deze data een productieproces heen bouwen en laat dit nu precies zijn wat de platformbedrijven in de afgelopen jaren hebben gedaan.
Variërend van allerlei media — films, series, kranten, tijdschriften, boeken, muziek en games — tot en met spijkerbroeken en scheermessen zijn inmiddels abonnementsconstructies te vinden. Het kanaal wordt het product.
Van bezit naar gebruik
Deze zienswijze betekent ook dat er een verschuiving plaatsvindt in de manier waarop we moeten nadenken over eigendom. De fysieke wereld wordt gekenmerkt door schaarste en dit zorgt ervoor dat bedrijven zich van elkaar onderscheiden door hetgeen ze in eigendom hebben. De digitale wereld maakt het mogelijk dat allerlei serviceproducten voor bezittingen worden gecreëerd. Variërend van allerlei media — films, series, kranten, tijdschriften, boeken, muziek en games — tot en met spijkerbroeken en scheermessen zijn inmiddels abonnementsconstructies te vinden. Het kanaal wordt het product. Het is door dit nieuwe businessmodel zelfs mogelijk om een aantal wasbeurten te kopen in plaats van een compleet nieuwe wasmachine.
Wat de implicaties zijn van deze verschuiving, maakte Apple met de introductie van zijn allereerste iPhone duidelijk. In 2007 werd de markt voor mobiele telefoons nog voor 99 procent gedomineerd door 7 bedrijven: Nokia, Samsung, Ericsson, Motorola, LG, RIM en HTC. In datzelfde jaar lanceerde Apple de iPhone en begon het te knabbelen aan het marktaandeel van de andere mobiele telefoon producenten.
Slechts 8 jaar later, in 2015, had Apple een marktaandeel van 92 procent op de andere partijen veroverd. In zijn boek Platform Revolution (2016) legt professor Marshall van Alstyne uit dat Apple deze stap kon maken doordat ze zich niet positioneerde als de zoveelste productleverancier, maar de plaats innam van een platformbedrijf middels de introductie van iTunes en de AppStore.
Bron: http://blog.skydigo.com/tomorrows-technology-today-airbnb-uber-alibaba/
Als gevolg van deze trend – delen is het nieuwe hebben – zullen veel bedrijven hun waardepropositie en bedrijfsvoering nader onder de loep moeten nemen. In de bedrijfsvoering van de grote platformbedrijven zien we deze visie in ieder geval al terugkomen. Zo is Uber het grootste taxibedrijf ter wereld, maar bezit het geen enkele taxi. Is Facebook, het grootste mediabedrijf ter wereld, maar produceert het geen eigen content. Beheert Alibaba, mondiaal de waardevolste online retailer, zelf geen voorraden. En bezit Airbnb, de grootste accomodatieverhuursite van onze planeet, geen enkel vastgoed.
Het internet is hiermee veranderd in ‘s werelds grootste sociaalwetenschappelijke experiment ooit. Serendipiteit bestaat hier niet. Creativiteit wordt hersendood gemaakt. De consument is de nieuwe eenheidsworst.
We verkeren in een identiteitscrisis
Deze bedrijven maken allemaal dankbaar gebruik van de data die wij over onszelf vrij geven. “If you’re not paying for it, you’re not the consumer; you’re the product being sold.”
De data die wij via allerlei sociale media en apparaten achterlaten, zijn niets ander dan digitale kruimelsporen die slimme algoritmes de mogelijkheid geven om virtuele alter ego’s van ons te scheppen. Deze uit nullen en enen opgebouwde digitale tweelingen zijn op de hoogte van onze allerdiepste gevoelens en verlangens. Ze zijn een digitale interpretatie van ons onderbewuste. Waar wij zelf geen toegang tot hebben, weten de machines dus wel feilloos te ontsluiten.
Het internet is hiermee veranderd in ‘s werelds grootste sociaalwetenschappelijke experiment ooit. Zoekmachines, webwinkels, sociale netwerken en makers van mobiele operating systemen weten als geen ander wat we denken en wat onze wensen zijn. Bedrijven als Google, Facebook en Amazon draaien aan de knoppen en bepalen welke zoekresultaten worden getoond, welke berichten in onze nieuwsfeed worden opgenomen en in welke aankopen we geïnteresseerd zijn.
De geavanceerde algoritmes creëren een digital wereld, een filterbubbel, waar we maar al te graag zo veel mogelijk tijd in willen doorbrengen. Onze eigen denkbeelden worden in deze digitiale echoput voortdurend versterkt. Serendipiteit bestaat hier niet. Creativiteit wordt hersendood gemaakt. De consument is de nieuwe eenheidsworst.
Christopher Poole, de bedenker en oprichter van de website 4Chan, een broedplaats voor internetmemes, is het hier volstrekt mee oneens. Op 17 oktober 2011, tijdens een presentatie op de Web 2.0 Summit in San Francisco, zei hij hier het volgende over:
“We hebben allemaal meerdere identiteiten. En dat is niet iets dat abnormaal is. Het is wat ons mens maakt. Identiteit is prismatisch. Er zijn veel lenzen waardoor mensen naar je kunnen kijken. Wij zijn allemaal veelzijdige mensen. Google en Facebook doen je echter geloven dat je een spiegel bent. Er is slechts één reflectie die je bezit. […] Maar in feite lijken we meer op diamanten. Je kunt vanuit verschillende hoeken naar mensen kijken en iets totaal anders zien, terwijl we toch allemaal hetzelfde zijn.”
Mark Zuckerberg staat met zijn ideeën over identiteit lijnrecht tegenover de mening van Poole. Dit blijkt uit een interview dat hij met auteur David Kirkpatrick voor het boek The Facebook Effect (2011) had. In het tweegesprek benadrukte Zuckerberg tot drie keer toe dat je maar:
“Eén identiteit nodig hebt. De dagen waarin je je anders voordoet dan je in werkelijkheid bent, voor vrienden, collega’s of andere mensen, komen waarschijnlijk snel ten einde.”
Hij voegde hier aan toe:
“Het hebben van twee identiteiten voor jezelf is een voorbeeld van een gebrek aan integriteit.” De drie mantras “geheimen zijn leugens”, “delen is mee-leven” en “privacy is diefstal” van de dystopische roman “The Circle” (2014) lijken hiermee werkelijkheid te zijn geworden.
Een existentiële bedreiging voor de mens
“Wij amuseren ons kapot”, waarschuwt mediacriticus Neil Postman in zijn gelijknamige boek uit 1985. Hierin schetst hij de overgang van een schrift- naar een beeldcultuur en de gevolgen hiervan voor de Amerikaanse samenleving. De in zijn ogen afstompende invloed van de televisie is hiervoor verantwoordelijk:
“Het ligt in de aard van dit medium dat het inhoudelijke aspect volkomen ondergeschikt is aan het visuele en dat, met andere woorden, de in de showbusiness vigerende normen en waarden allesbepalend zijn.”
Postman constateert dat men voor het serieuze nieuws niet langer de krant openslaat, maar simpelweg de televisie aanzet. Complexe verhalen worden door dit medium in stukjes gehakt en mondjesmaat aan de man gebracht. Nieuws verandert in een soundbite. “De televisie maakt van onze beschaving een pretpark.” De gevolgen zijn desastreus. Wanneer nieuws verandert in entertainment, observeert Postman, dan berooft het ons “van een coherent begrip van onze wereld.”
Algoritmes kauwen het nieuws in hapklare brokjes voor. Feiten, filters, meningen, opinies, verzinsels en samenzweringstheorieën lopen dwars door elkaar heen, waardoor de emotie het van de ratio wint.
Centraal in zijn argumentatie staat hierbij het woord trivia: “Wanneer een volk wordt afgeleid door trivia, wanneer het culturele leven wordt geherdefinieerd tot een voortdurend rondje vermaak, wanneer een serieus publiek gesprek een vorm van babytalk wordt, wanneer, kortom, een volk een publiek wordt, en zijn bestuur een circusact, dan verkeert een natie in hoog risico: een cultuurdood is een reële mogelijkheid.”
Marshall McLuhan, het orakel uit het elektronisch tijdperk, schreef ooit “het medium is de boodschap.” Hiermee bedoelt hij dat het effect van het medium op de mens belangrijker is dan de inhoud van de boodschap die het medium voortbrengt. Postman vult hierop aan “het medium is de metafoor” en “elke technologie heeft zijn eigen agenda.” Iedere technologie creëert zo zijn eigen taal, symbolen, mythen, legenden, helden, normen, waarden en daarmee zijn eigen cultuur.
Het internettijdperk mixt meerdere culturen – oraal, schrift en beeld – met elkaar, waardoor de mens naast de ontvanger van de boodschap tegelijkertijd ook de maker en de zender is. Het levert een continue stroom aan (big) data op, die de potentie heeft om ons enerzijds beter te informeren en anderzijds meer te debiliseren.
Een selfie, een hashtag en een emoji zijn de nieuwe vocabulaire van het informatietijdperk, ze missen echter de kracht om een complex verhaal te vertellen, waardoor de balans doorslaat in het voordeel van de verdomming en infantilisering. Was het internet oorspronkelijk opgezet als een boek, waarmee we zelf van hyperlink naar hyperlink doorheen konden bladeren, nu is internet de nieuwe televisie.
Algoritmes kauwen het nieuws in hapklare brokjes voor. Feiten, filters, meningen, opinies, verzinsels en samenzweringstheorieën lopen dwars door elkaar heen, waardoor de emotie het van de ratio wint. De scheidslijn tussen wat waar is en wat niet, is compleet verdwenen. Iedereen creëert zijn eigen versie van de werkelijkheid, waarin een feit makkelijk naast zich neergelegd kan worden. Het directe gevolg is een hyper verzuilde samenleving die de beginselen van de democratie ondermijnt.
Franklin Foer gaat een stap verder. In zijn boek World Without Mind (2017) spreekt hij over een existentiële dreiging die er van de Grote Vijf uitgaat. Hij waarschuwt voor de mate waarin wij afhankelijk zijn geworden van hun machinerie. We worden volgens hem één met hun machines. We fuseren met de machines die worden beheerd door bedrijven, die op hun beurt acteren als filters voor de manier waarop we met de wereld om ons heen interacteren. De normen en waarden van deze bedrijven worden onze normen en waarden. We worden afhankelijk van deze bedrijven op een manier waarop we nog nooit van bedrijven afhankelijk zijn geweest. Onze vrije wil verliest het van het regime dat de kunstmatige intelligentie ons oplegt en daarmee wordt het voorbestaan van de mens direct bedreigd.
Als alles in nullen en enen is uit te drukken, zelfs de menselijke beleving, welke rol is er in de toekomst dan nog voor de mens weggelegd?
Surveillance is het businessmodel van het internet
Filosofe Shoshana Zuboff beweert dat over de rug van onze data een nieuwe vorm van kapitalisme is ontstaan. Traditionele op product gebaseerde concurrentie is vervangen door op data gebaseerde competitie. Zij noemt dit met een mooi woord “surveillance kapitalisme”.
Bedrijven als Facebook en Google zijn volgens deze filosofie surveillancebedrijven. John Lanchester stelt in zijn artikel “You Are the Product” dat Facebook met bijna 2 miljard gebruikers ’s werelds grootste surveillancebedrijf ooit is. De controverse rondom de presidentsverkiezingen van de Verenigde Staten, waarbij de algoritmes van Facebook door de Russen bespeeld werden om Trump aan de macht te helpen, toont eens te meer aan dat technologie niet goed of slecht, maar ook niet neutraal is. Door het enorme bereik van Facebook, is technologie politiek geworden. Geen wonder dat de publieke opinie zich nu tegen hen keert.
Aran Balkan, een activist voor de rechten van cyborgs, gaat nog een stap verder dan Zuboff:
“Facebook is geen sociaal netwerk, het is een scanner die mensen digitaliseert. Het is de camera die jouw innerlijk vastlegt, om te gebruiken voor alle denkbare intenties en doeleinden. Facebooks business is jou te simuleren, die simulatie in eigendom te hebben en deze te sturen, er de baas over te zijn en daardoor jou te bezitten en te sturen.”
Hij noemt de businessmodellen van Facebook, Google et cetera “mensenteelt”. Het zijn boerderij-fabrieken voor mensen. Hoe ver deze businessmodellen reiken, blijkt uit het feit dat het tot voor kort bij Facebook mogelijk was om een doelgroep van jodenhaters samen te stellen door de opties “Jodenhater”, “Hoe Joden te verbranden” en “Een geschiedenis van waarom Joden de wereld verpesten” aan te vinken.
Of je een doelgroep samenstelt op basis van leeftijd, woonplaats, geslacht of het feit dat je joden haat, het maakt de algoritmes van Facebook niet uit. Het is geen fout, maar een “feature”. Ook de algoritmes van Amazon beschikken over eigenschappen waar men van tevoren nooit over heeft nagedacht. Zo ontdekte het Britse Channel 4 dat het algoritme van het onlinewarenhuis ingrediënten suggereert die gezamenlijk gebruikt kunnen worden om thuisbommen mee te fabriceren.
Ook Yuval Harari waarschuwt voor de gevaren van dit “nieuwe geloof”: het algoritme is onze nieuwe lieve heer. In zijn boek Homo Deus (2017) noemt hij deze religie met een mooi woord dataïsme. Hoe meer data we verzamelen, interpreteren en combineren, des te meer we blindelings vertrouwen op de uitkomsten die algoritmes ons voorschotelen.
Intelligentie wordt op deze manier losgekoppeld van het bewustzijn. Als alles in nullen en enen is uit te drukken, zelfs de menselijke beleving, welke rol is er in de toekomst dan nog voor de mens weggelegd? De vraag is of we dit nieuwe geloof moeten omarmen of niet? Op wat voor een gevaarlijk terrein we ons begeven toonden Stanford-onderzoekers Yilun Wang en Michael Kosinski met hun zogenaamde ‘gaydar’ aan. Zij slaagden erin om een kunstmatige intelligentie zo te trainen dat deze de seksuele geaardheid van iemands gezicht kan aflezen. Op basis van één portretfoto is de computer in staat om homo’s van hetero’s onderscheiden met een nauwkeurigheid van 81 procent bij mannen en 71 procent bij vrouwen.
Met de aankoop van supermarktketen Whole Foods door Amazon wordt eens te meer duidelijk dat we nog maar aan het begin staan van deze nieuwe vorm van kapitalisme. Amazon wil namelijk dit surveillance model uitrollen in de fysieke wereld. Surveillance-technologie tovert namelijk iedere fysieke ruimte om in een nieuwe te ontginnen datamijn.
Speciaal hiervoor heeft het bedrijf een nieuw winkelformat bedacht – de Amazon Go-supermarkt – waarbij kassa’s niet langer nodig zijn. In deze nieuwe intelligente winkel houden talloze sensoren in de gaten welke producten door de klant uit de schappen worden gepakt. Als de klant klaar is met winkelen, kan hij zonder te betalen de winkel uitlopen. De “just-walk-out-technologie” rekent automatisch de virtuele winkelkar af. In deze kassaloze winkel kunnen klanten dus sneller en makkelijker winkelen, wordt er gesneden in kosten omdat er geen cassières meer nodig zijn en kan er middels gepersonaliseerde aanbiedingen een persoonlijke ervaring worden aangeboden.
Het feit dat Amazon volledig op digitale technologie gebouwd is, zorgt er ook voor dat ze extreem wendbaar is en snel kan inspringen op veranderingen in de (fysieke) omgeving. Een eigenschap die haar concurrenten missen, hetgeen zich ook direct liet zien in de beurswaarde van andere retailketens, nadat Amazon bekend had gemaakt dat ze Whole Foods zouden overnemen.
Als data de nieuwe olie zijn, dan is AI de nieuwe motor van de digitale economie.
Het data vliegwiel draait op volle toeren
Deze platformen profiteren van zogeheten data-netwerkeffecten: des te meer functionaliteiten aan het platform worden toegevoegd en des te meer mensen gebruikmaken van deze diensten en dus hun data aan het platform verstrekken, hoe waardevoller – en daarmee aantrekkelijker – het platform wordt voor nieuwe gebruikers en deelnemers. Des te meer vrienden gebruik maken van Whatsapp, des te logischer het is om jezelf te registrereren op dit chat-platform.
Alex Rampel, partner bij Andreessen Horowitz, legt het data-netwerkeffect uit aan de hand van het lezen en schrijven in een database: “The reads become disproportionately more valuable as more people are using a central repository of data.”
Bron: https://www.cbinsights.com/research/team-blog/data-network-effects/
Zo verzamelt Google data over haar gebruikers als ze online zoeken. Met die data zorgen ze ervoor dat de zoekmachine met betere zoekresultaten komt, waardoor weer meer mensen de zoekmachine gaan gebruiken, en ga zo maar door. Of denk aan Tesla. De autofabrikant verzamelt de data van iedere verkochte zelfrijdende auto en analyseert al deze data om vervolgens de algoritmes van alle zelfrijdende Tesla’s te optimaliseren.
Terwijl Google er 6 jaar voor nodig had om de data van een miljoen gereden kilometers te verzamelen, heeft Tesla er slechts 10 uur voor nodig om met 70.000 verkochte auto’s dezelfde hoeveelheid aan data te genereren. Deze data-netwerkeffecten zorgen ervoor dat Tesla zelfs hoger wordt gewaardeerd dan General Motors. Traditionele product- en dienstverlenende bedrijven verliezen het dus van de nieuwe digitale spelers, omdat ze simpelweg geen voordeel kunnen behalen uit data-netwerkeffecten. Deze zijn slechts aan een klein aantal spelers voorbehouden.
Dankzij het data-netwerkeffect worden de datasilos van The Frightful Five alsmaar groter en waardevoller. Dit heeft grote implicaties voor de verdere doorontwikkeling van met name kunstmatige intelligentie. AI’s zijn namelijk net zo goed als de gegevensset waarmee ze getrained worden. Des te meer data, des te beter de AI zichzelf kan trainen en dus verbeteren, waarmee betere diensten kunnen worden aangeboden en waardoor gebruikers nog meer data van zichzelf afstaan.
Als data de nieuwe olie zijn, dan is AI de nieuwe motor van de digitale economie. Beiden zijn in handen van de grote platformbedrijven. De machtspositie die zij hebben verkregen over de rug van onze data, wordt dus alleen nog maar vergroot door de inzet van AI. Deze “winner takes all”-dynamiek is voor nieuwe bedrijven moeilijk te doorbreken en maakt concurreren op het gebied van AI welhaast onmogelijk, omdat ze simpelweg geen toegang hebben tot de immense datasets die de grote platformbedrijven wel tot hun beschikking hebben.
Deze startups staan al met een-nul achter voordat ze goed en wel begonnen zijn. Mochten ze tegen alle verwachting in toch succes boeken, dan lonkt het grote geld. “Talent buyouts” zijn de normaalste zaak van de wereld. Denk bijvoorbeeld aan DeepMind (het latere AlphaGo), dat Google voor een bedrag van 500 miljoen dollar voor de neus van Facebook wegkaapte, om het talent in te lijven in de eigen organisatie.
De mens is in de ogen van Silicon Valley slechts een algoritme, dat leidt tot onbeperkte mogelijkheden voor controle en manipulatie.
De onzichtbare hand bestaat online niet
Platformen groeien dankzij netwerkeffecten exponentieel en kunnen in potentie zelfs uitgroeien tot de facto monopolies. Het zelfregulerende effect van de onzichtbare hand van Adam Smith functioneert in deze “winner takes all”-markten niet. In zijn boek Virtual Competition (2016) stelt hoogleraar mededingingsrecht Ariel Ezrachi van de Universiteit van Oxford, dat het idee dat het internet een vrijplaats is waar partijen zich vrijelijk bewegen, de klant koning is en mededingings-autoriteiten weg kunnen blijven een illusie is.
De onzichtbare hand van de markt die alles vanzelf corrigeert bestaat niet in de digitale economie. Daar heerst de digitale hand en die kan met behulp van ondoorzichtige algoritmes gemakkelijk gemanipuleerd worden.
De data-netwerkeffecten hebben de platformbedrijven overduidelijk geen windeieren gelegd. Naar beurswaarde gemeten, hebben de pijpleidingindustrieën van de twintigste eeuw stuivertje gewisseld met de whiz kids van Silicon Valley. Apple, Alphabet, Microsoft, Amazon en Facebook zijn op dit moment de grootste bedrijven ter wereld. Als je kijkt naar de top 10 bedrijven in 2017, dan zie je dat ook de Chinese bedrijven Alibaba en Tencent met een indrukwekkende opmars bezig zijn. Duidelijk is dat op de beurs data daadwerkelijk de nieuwe olie zijn.
Openheid van het web wordt bedreigd
Tim Berners Lee uitte in een open brief ter ere van het 28-jarig bestaan van het wereldwijde web zijn zorgen over de invloed die platformbedrijven hebben op onze economie en maatschappij. In zijn ogen bedreigen drie trends de openheid van het web: we zijn de controle over onze data kwijt, er is teveel misinformatie en politieke advertenties zijn niet transparant.
Het leidt volgens de Duitse techcriticus Yvonne Hofstetter tot “het einde van de democratie”. In haar gelijknamige boek uit 2016 waarschuwt zij voor een maatschappij waarin de programmeertaal het overneemt van democratische wetten. De mens is in de ogen van Silicon Valley slechts een algoritme, dat leidt tot onbeperkte mogelijkheden voor controle en manipulatie.
Berners Lee en Hofstetter strijden voor meer zeggenschap van burgers over hun data en voor nieuwe opensource-technologieën die de macht van de reuzen moet doorbreken. Zijn waarschuwing is niet aan dovemansoren gericht, de Europese Commissie heeft Google een recordboete van 2,42 miljard euro gegeven, omdat het bedrijf misbruik maakt van haar machtspositie als zoekmachine. Zo gebruikt de zoekgigant de immense populariteit van zijn zoekmachine om andere producten en diensten systematisch een voorsprong te geven.
Prijsvergelijker Google Shopping biedt andere websites te weinig mogelijkheden om hun commerciële aanbiedingen te tonen bij het zoeken via internet. Volgens eurocommissaris Margrethe Vestager (Mededingingszaken) verschijnen de resultaten van Google steevast bovenaan. Naast Google, liggen ook andere platformbedrijven, zoals Facebook, Apple, Amazon, Microsoft, Booking.com en Uber onder het vergrootglas van Europese reguleringsinstanties en concurrentiewaakhonden.
De digitale revolutie heeft geen nieuwe technologie opgeleverd die grote delen van de mensheid naar een hoger niveau tilt, maar juist ontelbare zinloze gadgets die de mensheid verder in de afgrond storten.
Het einde van de toekomst
“We wilden vliegende auto’s, maar kregen 140 karakters”, het is de ondertitel van het manifest “What Happened to the Future?” dat internetmiljardair Peter Thiel samen met zijn collega’s van investeringsfonds Founders Fund publiceerde. Volgens Thiel en consorten leven we in een tijdperk van technologische stagnatie.
Hun grootste bezwaar is dat de grote technologische dromen van de vorige eeuw niet zijn waargemaakt. De digitale revolutie heeft geen nieuwe technologie opgeleverd die grote delen van de mensheid naar een hoger niveau tilt, maar juist ontelbare zinloze gadgets die de mensheid verder in de afgrond storten. Volgens Thiel berusten we in de schijnvooruitgang van Twitter en durven we niet meer “te dromen over grote ondernemingen die ons de eeuwige jeugd kunnen bezorgen of leven op andere planeten mogelijk maken.”
De anarchistische filosoof David Graeber schreef over bovenstaande prikkelende stelling een essay met als titel: “Of Flying Cars and the Declining Rate of Profit”. Ook hij vraagt zich af waarom de vooruitgang is gestopt:
“Waar zijn de vliegende auto’s? Waar zijn de krachtvelden, trekstralen, teleportatie cellen, antizwaartekracht sleeën, tricorders, onsterfelijkheid-pillen, kolonies op Mars, en alle andere technologische wonderen waarvan elk kind — dat is opgegroeid in het midden tot aan het einde van de twintigste eeuw — had verwacht dat ze nu toch wel zouden bestaan? Zelfs de uitvindingen die op het punt stonden door te breken — zoals klonen en cryonisme — hebben hun beloften niet waargemaakt. Wat is er met hen gebeurd?”
Robert Gordon, hoogleraar aan Northwestern University in Chicago, is een van ’s werelds bekendste economen op het gebied van de analyse van de Amerikaanse productiviteit. In zijn boek The Rise and Fall of American Growth (2016) stelt hij dat er in het huidige tijdsgewricht een gebrek aan grote uitvindingen is. Doortrek-wc’s en riolering, de verbrandingsmotor, elektriciteit, telefoon en centrale verwarming zijn volgens hem veel belangrijker voor het opkrikken van de levensstandaard dan recente innovaties zoals het internet en smartphones. “Overal zien we de computer terug, behalve in de productiviteitscijfers”, zei Nobelprijswinnaar Robert Solow in 1987 al.
Innovatie vindt volgens Gordon wel plaats, maar de ontwikkeling is evolutionair en niet revolutionair. De algemene productiviteit stijgt, maar het gemiddelde individu ziet hier niets of nauwelijks iets van terug. Kapitalisme is goed voor enkelen, maar niet voor de massa. Inkomens- en vermogensongelijkheden nemen toe en zijn een groot en groeiend probleem.
Deze ongelijkheden zijn voor een groot deel terug te voeren op het feit dat het meest dynamische onderdeel van onze economie – de ICT-sector – wordt gedomineerd door The Frightful Five. Door hun monopoliepositie wordt de concurrentie – de voorstuwende kracht achter onze welvaart – een halt toegeroepen. De broodnodige prikkel om te innoveren verdwijnt hierdoor. Professor Tim Wu onderstreept dit in zijn boek The Attention Merchants (2016). De Grote Vijf zijn helemaal geen vernieuwers zijn, slechts “handelaren in aandacht”.
Het probleem van de digitale economie is echter dat we niet precies weten waar de infrastructuur ophoudt en het product of de dienst begint. De infrastructuur van het internet eindigt niet bij de kabels, routers en switches die computers en servers met elkaar verbinden.
Blockchain als monopolie-breker
In de twintigste eeuw dreigden onder andere Standard Oil en AT&T te veranderen in een monopolie. Onder druk van van de overheid werden deze giganten destijds opgedeeld in diverse kleinere bedrijven. De vraag dringt zich nu op of de internetreuzen een zelfde lot beschoren moet worden?
Het probleem van de digitale economie is echter dat we niet precies weten waar de infrastructuur ophoudt en het product of de dienst begint. De infrastructuur van het internet eindigt niet bij de kabels, routers en switches die computers en servers met elkaar verbinden. Ook standaarden en protocollen moeten hiertoe worden gerekend. En is het uberhaupt mogelijk om de technologiebedrijven te reguleren? Hebben overheden niet een enorme kennis achterstand op hetgeen er technisch mogelijk is? Hoe makkelijk is het voor deze technologiereuzen om over te stappen op nieuwere, nog niet gereguleerde technologieën?
Kijk ook maar hoe Alphabet, het moederbedrijf van Google, zich aan het doorontwikkelen is. De toekomst ligt niet in reclame inkomsten afkomstig van zoekopdrachten, maar in allerlei informatie-intensieve diensten die zij aanbieden omdat zowel de data als de kunstmatige intelligentie in hun bezit is.
Het blockchainprotocol heeft de belofte in zich om de machtspositie van de grote platformbedrijven te doorbreken, omdat het in tegenstelling tot andere netwerkprotocollen, zoals TCP/IP, HTTP, SMTP en FTP, niet een “thin”, maar een “fat”-protocol is.
Het blockchain protocol kantelt het “winner-takes-all”-model dus om, data wordt nu wel op het allerlaagste niveau – in het protocol zelf – opgeslagen. Uiteraard kunnen op deze laag ook allerlei applicaties worden gebouwd, maar het biedt de makers niet de voordelen die de eerder genoemde platformbedrijven hebben, omdat de waarde van de data dit systeem niet verlaat, deze blijft toebehoren aan de eigenaren van de data.
Data-netwerkeffecten komen dus ook bij hen terecht. Bitcoin zelf is hier een mooi voorbeeld van: in slechts een paar jaar tijd is het uitgegroeid tot ’s werelds grootste computernetwerk waar alle betrokken partijen van profiteren.
De nieuwe aandachtseconomie
Bedrijven zoals Decent, SingularDTV en Synero proberen met blockchaintechnologie het hoofd te bieden aan platformbedrijven zoals Facebook, YouTube en Twitter. Door een eigen cryptomunt uit te brengen kunnen gebruikers de makers betalen voor hun geproduceerde content. Met de munt krijgt men bijvoorbeeld toegang tot downloads. Ook kan men de content delen met anderen.
Curatoren die de content delen worden vervolgens weer beloond worden met dezelfde munt. Uiteraard kan men de valuta via allerlei online wisselkantoren omruilen voor euro’s of dollars, maar door allerlei beloningen in het systeem in te bouwen hoopt men dat waarde het het contentplatform niet verlaat en gebruikers langdurig aan het platform verbonden blijven.
Al jaren lang is het artiesten een doorn in het oog dat de betalingen voor het gebruik van auteursrechten en naburige rechten via tussenpartijen zoals Buma/Stemra en Sena verloopt. Een groot deel van de opbrengsten van hun muzikale creatie verdwijnt immers in de zakken van deze partijen. De Britse singer-songwriter Imogen Heap bood in 2015 haar nieuwe liedje “Tiny Human”, een ode aan haar pasgeboren dochter, te koop aan via de website van Ujo Music, waarbij de betaling via het blockchainplatform Ethereum verliep.
Door gebruik te maken van “smart contracts” werden de opbrengsten van het nummer direct verdeeld over de rechthebben, zijnde de producers, schrijvers en muzikanten die betrokken waren bij de productie van het nummer. Heap noemt dit een voorbeeld van een “fair trade” muziek industrie:
“When someone buys a piece of music or plays a piece of music, ultimately in the future there will be no need for a middle, centralized service. The fan will be immediately paying the artist.”
Artieste Tatiana Moroz heeft zelfs haar eigen cryptomunt, de TatianaCoin, in het leven geroepen, waarmee fans haar toekomstige projecten kunnen financieren. Zo heeft Moroz met de opbrengsten de productie van haar derde album “Keep the Faith” kunnen bekostigen en krijgen fans die in het bezit zijn van de coins als eerste nieuwe muziek in handen en mogen ze na een optreden achter de coulissen om Moroz de hand te schudden. Op deze manier creëert Moroz een economie rondom haar muziek: “I am creating an economy around my music on my terms, but with ample freedom and engagement with the world.”
Kenners voorspellen dat blockchain een goede kans maakt om de macht van de grote platformbedrijven te doorbreken.
Het nieuwe internet
Uit het boek Technological Revolutions and Financial Capital (2003) van de econome Carlota Perez blijkt dat de makers van baanbrekende technologieën – zoals spoorwegen, elektriciteit en auto’s – in het begin in de installatiefase oppermachtig waren, maar na verloop van tijd hun macht afbrokkelt, omdat de technologie in de uitrolfase geruisloos naar de achtergrond verschuift, als het ware onzichtbaar wordt, en overgaat in een algemene voorziening.
Ook auteur Sjoerd Bakker laat in zijn boek From luxury to necessity (2017) zien dat bij elke technologische revolutie na verloop van tijd de macht van de grote fabrikanten wordt doorbroken, doordat de technologie dermate goedkoop wordt dat deze in de handen van de consumenten terecht komt. Uiteindelijk vindt de grootste waardecreatie lokaal plaats: zo bracht de auto suburbia, winkelcentra en restaurants binnen het bereik van gewone burgers. De grote internetplatformen zijn nu misschien heel machtig, maar net als elektriciteit en spoorwegen vervullen zij straks hoogstwaarschijnlijk een nutsfunctie.
Kenners voorspellen dat blockchain een goede kans maakt om de macht van de grote platformbedrijven te doorbreken. Via blockchainachtige technologieën is het voor iedereen mogelijk om zelf een eigen cryptomunt te “drukken”. Zo heeft de WhatsApp-concurrent Kik in de zomer van 2017 zijn eigen cryptomunt, de Kin gelanceerd. In totaal heeft het bedrijf 90 procent van alle munten verkocht en daarmee 125 miljoen euro aan investeringsgeld opgehaald. De resterende 10 procent van de munten wordt gebruikt om ontwikkelaars te belonen, wanneer ze een app bouwen die gebruikt kan worden binnen het ecosysteem van de Kik app. Kopers van de munt kunnen deze binnen de app gebruiken om allerlei transacties te verrichten.
Het betekent de demonipolisering van geld en de financiële dienstverlening, waardoor het internet ’s werelds grootste investeringsmarkt wordt. Iedereen kan een bank worden met zijn eigen munt, mits er geïnteresseerden zijn om jouw valuta te kopen en in het dagelijkse leven te gebruiken.
Geld stroomt zo niet naar de bankrekening van de grote platformbedrijven toe, maar komt direct in handen terecht van de personen die het daadwerkelijk inzetten voor de realisatie van hun idee. Met blockchain wordt de democratisering van het internet eindelijk werkelijkheid, precies zoals Tim Berners Lee het oorspronkelijk bedoeld heeft.
Voortreffelijk overzicht van de bedreigingen die tot mijn verbazing nauwelijks onder ogen worden gezien. En beter onderbouwd dan ik voor elkaar heb gekregen. Als ik in mijn inleidingen over “Big Data Marketing” iets vertel over het gevaar van platformbedrijven, wordt dat nauwelijks op prijs gesteld. Met name jong publiek lijkt geen idee te hebben. Het naïeve gejubel over ‘het nieuwe delen’ wordt gelukkig ook door deze auteur doorgeprikt. Ik heb er inmiddels van gemaakt: “Het Nieuwe Delen is Het Oude Stelen”. In mijn nieuwe “Handboek Marketing 4.0 – digital, data-driven, direct” heb ik er een paragraaf aan gewijd. Zou mooi zijn als het blockchainprotocol het monopolie van platformbedrijven kan doorbreken.