Van tweet tot magazine: het verhaal van Staantribune

9 december 2015, 06:00

Hoe een tweet uitmondde in de totstandkoming van een nieuw magazine

Ik vind het altijd mooi wanneer mensen met een gedeelde passie elkaar online vinden. Of dat nu marketeers op Marketingfacts zijn of paardenliefhebbers op Bokt.nl. Meer dan een half jaar terug hoorde ik voor het eerst over een groep die-hard voetballiefhebbers die elkaar op Twitter hadden gevonden en de droom hadden samen een magazine te beginnen. En dat is ze gelukt. In dit artikel vertelt hoofdredacteur Jim Holterhuës het verhaal van Staantribune.

Het begon allemaal… met een tweet

Jim liep al heel lang met het idee van een blad over voetbalcultuur rond. “Ik merkte dat ik vooral geïnteresseerd was (en nog steeds ben) in achtergrondverhalen, artikelen over supporterscultuur en mooie foto’s, en niet zo zeer in wedstrijdverslagen of nietszeggende spelersinterviews”, zo vertelt Jim.

“Eenmaal werkzaam in de journalistiek was het mijn droom om van die elementen ooit een blad te maken, met een stijlvolle vormgeving en mooie fotografie. Bovendien heb ik het altijd vreemd gevonden dat een traditioneel voetballand als Nederland nog geen blad over voetbalcultuur had, terwijl dergelijke bladen wel bestaan in landen als Oostenrijk, Zwitserland en Zweden.”

“Maar goed, zoals met zo veel dingen in het leven, is het er nooit van gekomen. Totdat ik in maart 2014 in een discussie viel op Twitter over het gemis van het helaas ter ziele gegane blad ‘Johan’, wat je gerust een voorbeeld kunt noemen.”

Een overweldigend aantal tweeps beaamden het gemis van het magazine en er ontstond een levendige conversatie. Aan de conversatie namen verschillende tweeps deel die werkzaam zijn in de media, waaronder Jim Holterhuës, Michel Abbink (redacteur NUsport), Joris van de Wier (redacteur AD Sportwereld) en Erik Wiegers (vormgever van o.a. het Marketingfacts-jaarboek). Professionals, maar bovenal mensen met een diepgewortelde passie voor voetbal.

Van tweet naar bruin café

“Naar aanleiding van de conversatie benaderde Jim alle mensen die deelnamen aan die discussie en vroeg ze om hun e-mailadres. Vervolgens kwamen ze enige weken later, op 14 mei 2014 om precies te zijn, samen in een donkerbruine kroeg in Utrecht van – hoe toepasselijk – een oud-spits van FC Utrecht, Joop van Maurik. Ook enkele fotografen en andere journalisten uit ons netwerk, die niet aan de twitterconversatie hadden deelgenomen, waren daarbij aanwezig.”

De eerste ontmoeting stond in het teken van kennismaken en brainstormen. De meeste mensen kenden elkaar niet in levende lijve, alleen van de twitterdiscussie. Dus wie ben je, wat heb je gedaan qua journalistiek werk, wat wil je doen voor Staantribune, wat voor soort artikelen en, een van de belangrijkste vragen, hoeveel tijd kun je in Staantribune steken?

“Want ik wist vooraf al: het gaat niet alleen om het maken van het blad zelf, dat is misschien het minste probleem met allemaal voetballiefhebbers, maar nog meer om alle ‘randzaken’. Iedereen heeft zijn eigen werkzaamheden, dus hoe wil men het daarmee combineren? Het is echt een megaproject om een nieuw magazine from scratch, zonder financiële middelen, van de grond te krijgen. Ik gaf tijdens de vergadering aan bereid te zijn de kar te trekken om Staantribune van de grond te krijgen, daarbij werd ik door twee anderen geholpen”, aldus Jim.

“Tijdens die eerste bijeenkomsten is er veel gediscussieerd over inhoud, doelgroep, verschijningsvorm (print of online?), doelstelling (tot hoever willen we gaan?) en mogelijke verdienmodellen (kunnen we het financiële plaatje rond krijgen?). Over sommige kwesties was de groep het snel eens, over andere issues kwam de groep er niet uit. Uiteindelijk besloten we om het gewoon te gaan doen, zonder dat er een keihard businessplan achter zat. We konden 1001 beren op de weg bedenken, maar we besloten het gewoon te proberen. Wie niet waagt, wie niet wint.”

De formule

De formule was een van de dingen waarover de deelnemers de eerste avond al snel op één lijn zaten. “We besloten de handen ineen te slaan en een eigen magazine over voetbalcultuur op te zetten, in de lijn van onder meer het Duitse 11Freunde en het Britse When Saturday Comes. Artikelen over alles wat met voetbal te maken heeft, behalve het spelletje zelf. Dus geen wedstrijdverslagen, (transfer)nieuwtjes en andere standaardzaken die andere media al heel lang (en goed) doen. Ook niet te nostalgisch, maar juist aandacht voor het hier en nu.”

Geen gehuil dus over ‘vroeger was alles beter’. Jim: “We bieden geen artikelen over de waan van de dag, maar wel mooie achtergrondverhalen, interviews met een aparte invalshoek, artikelen over supporterscultuur en stukjes met een humoristische noot (precies de zaken waarover ik zelf altijd graag las). Met Staantribune willen wij laten zien dat voetbal veel meer is dan alleen de negentig minuten op het veld.”

Het beeldgebruik

Over de titel van het blad is lang nagedacht. Uiteindelijk werd het Staantribune, omdat die titel goed past bij onze visie en doelgroep. “De staantribune is immers de plek waar mensen die van voetbal houden elkaar ontmoeten en mooie en grappige verhalen met elkaar delen, al dan niet hangend over ‘crush barriers’”, legt Jim uit.

Het logo stond aan de basis voor wat het uiteindelijke magazine is geworden. “De ronde vorm met daarin de, voor een staantribune zeer herkenbare, crush barriers zorgen voor een simpel en krachtig beeld. Die lijn heb ik geprobeerd door te trekken in het magazine. En soms ook niet”, vertelt Erik Wiegers, ontwerper van Staantribune. “Ik houd ervan om bij iedere page turn toch enigszins verrast te worden. Spreads die je nog niet eerder hebt gezien. De opmaak helemaal toegespitst op dat ene interview of thema. Als dat soms buiten de stijl valt, mag dat best. Graag zelfs. Zo houden we het interessant en een tikje onvoorspelbaar.”

“Uiteraard heeft het blad na een aantal nummers zijn ‘eigen huisstijl’ gekregen die nu grotendeels leidend is. Dat is ook goed. Met zes nummers à 108 pagina’s per jaar heb je een vast vertrekpunt nodig. We zijn nu bezig stappen te maken, zodat we voor het design per artikel nog meer de diepte in kunnen gaan. Dit met behulp van extra vormgevers, illustratoren en fotografen, met als doel een steeds beter blad te maken”, gaat Erik verder.

Fotografie

Staantribune bestrijkt qua fotografie een breed spectrum. Van moddervelden tot close-up portretten en van tribunefotografie bij derdeklassers tot Klaas-Jan Huntelaar, nagenoeg alle beelden uit het blad worden door eigen fotografen geschoten.

Uit ‘Voetbalstad Berlijn’, foto’s van Union Berlin tegen Greuther Fürth, bekeken door de ogen van fotograaf Martijn Mureau.

“Echtheid is een belangrijk begrip bij de beeldmakers van het blad”, zo vertelt Thijs Brouwers, een van de fotografen van Staantribune. “Laten zien wat er gebeurt bij mensen, als jonge mannen in gek gekleurde shirtjes tegen een leren bal trappen. Het stadion hoeft niet mooi te zijn, liever een beetje lelijk en vervallen, dat doet het altijd goed, en het spel mag rauw en fluweel tegelijk zijn.”

Uit ‘Een avondje nostalgie in Haarlem‘, foto’s van Haarlem tegen SC Veendam, bekeken door de ogen van fotograaf Marco Magielse.

“In de hoogste klasse zijn ze net zo fanatiek als bij de vijfde klasse in Friesland”, vervolgt hij. “Voor de schreeuwende boer langs de lijn maakt het niets uit dat niemand anders zich interesseert voor zijn club. Het is zíjn moment om de spits van de tegenstander onheus te bejegenen en dat pakt niemand hem af. Die situatie juist weten vast te leggen vraagt om vakmanschap en dat is wat wij nastreven bij het blad.”

Uit ‘Extra Preliminary Round FA Cup’, foto’s van Nelson tegen Newton Aycliffe, bekeken door de ogen van fotograaf Joris van de Wier.

Online teen in het water

Het ultieme doel van de enthousiastelingen was het opzetten van een printmagazine. Ze waren ervan overtuigd dat het magazine in print het beste tot zijn recht zou komen. “Het is een blad dat mensen willen vasthouden en bewaren, mede vanwege de fraaie fotografie en vormgeving”, aldus Jim.

Het is nogal een stap, het opzetten van een magazine. Zodoende werd besloten het eerst digitaal uit te geven. En gratis bovendien. En iedereen die meehielp was bereid om dit kosteloos te doen, want we hadden geen geld. Met dat gratis online magazine kon het laten zien wie ze zijn en wat het van plan was met een blad over voetbalcultuur, dat op dat moment nog niet bestond in Nederland.

“Zo zouden we veel mensen kunnen bereiken en kunnen laten zien: dit zijn wij en dit hebben we voor ogen met een blad over voetbalcultuur”, volgens Jim. “Want je kunt wel een goed idee hebben en een mooi verhaal ophangen bij een uitgever, maar een journalistiek product als dit kun je ook gewoon maken en meteen aan mensen laten zien. Iedereen, dus vormgevers, fotografen, redacteuren en eind- en hoofdredactie, heeft kosteloos aan het nulnummer meegewerkt om het van de grond te krijgen.”

Misschien een beetje filosofisch, maar ik ben ervan overtuigd dat als je met passie aan iets werkt en je kwaliteit levert, sommige dingen vanzelf gebeuren en de juiste personen vanzelf op je pad komen.

Eerste respons

Na verschillende meetings over de inhoud, werd een maand na de eerste meeting voor het eerst iets uit de doeken gedaan over Staantribune. En hoe kan het ook anders dan op Twitter.

Doordat veel van de redacteuren en andere deelnemers aan het magazine een groot netwerk hebben in de voetbalwereld en het bericht met hun netwerk deelden, groeide het Twitteraccount binnen een dag naar duizend volgers.

We wilden het 0-nummer natuurlijk op onze eigen website zetten en een bevriende webdesigner, Martijn Benjamin van 072DESIGN, is vervolgens achter de schermen de website gaan bouwen. Die is op 1 oktober 2014 gelanceerd. Dezelfde avond is ook de Facebookpagina van Staantribune de lucht in gegaan, die binnen 24 uur op meer dan duizend fans zat.

Lancering van het online magazine

Op 4 december dat jaar is het magazine online gegaan op de plek waar men voor het eerst fysiek bij elkaar kwam: de kroeg van Joop van Maurik. Joop himself verrichte de officiele handeling door een druk op de muisknop – die ietwat moeizaam ging, want hij gebruikt nooit een computer.

Na de lancering van het 0-nummer is er veel gebeurd. De reacties waren zeer enthousiast, precies waarop men had gehoopt. Bijna 30.000 mensen hebben het magazine bekeken. Een mooie bevestiging dat Staantribune iets te pakken hadden. Het 0-nummer werd ook in de media opgepikt. Een paar dagen na de lancering schreef voetbaljournalist Sjoerd Mossou, bovenal een echte liefhebber, een column in het AD. Die recensie leverde Staantribune in korte tijd honderden nieuwe volgers op Twitter op.

Vervolgens schreef ‘bladendokter’ Rob van Vuure in de Volkskrant een lovende recensie. Veel lezers hadden slechts een punt van kritiek: waarom was het blad niet op papier te koop? Ook Van Vuure had al in zijn column geschreven dat het blad schreeuwde om papier.

Publiciteit

Na de lancering zocht Staantribune ook zelf de publiciteit. Onder meer door het versturen van verschillende persberichten over een onderzoek dat ze hadden laten doen voor het 0-nummer naar de prijzen in het betaalde voetbal. Zo bleek bijvoorbeeld FC Twente het duurste ‘dagje uit’ te hebben (prijs voor ticket, programmaboekje en hapje en drankje bij elkaar opgeteld) en Feyenoord had op haar beurt de duurste koffie van alle clubs.

Van die verschillende elementen uit het onderzoek hebben ze persberichten gemaakt. Dus een speciaal persbericht over FC Twente naar Tubantia en andere lokale en regionale media in Twente (met o.a. dit artikel als resultaat) en een apart persbericht over Feyenoord en de andere clubs in de Rijnmond (Sparta, Excelsior en FC Dordrecht) naar de media in die regio, et cetera. Dat leverde ook veel lokale en regionale publiciteit op.

Van web naar papier

Na de lancering stuurde Rob van Vuure een mail aan Jim Holterhues waarin hij zijn diensten ‘om niet’ aanbood. Gewoon, omdat hij een groot voetballiefhebber is en zag dat Staantribune door medevoetbalfanaten werd gemaakt. “Ik heb vervolgens met hem afgesproken en toen adviseerde hij om het blad op korte termijn te laten drukken en in een paar boekhandels neer te leggen. Maar ja, we hadden natuurljk nog steeds geen geld, dus hoe moesten we die drukkosten betalen?”, zo vertelt Jim.

Een week later werd Jim benaderd door een investeerder die de noodzakelijke kosten voor het uitbrengen op papier voor zijn rekening wilde nemen. “Ook weer iemand die als vanzelf op ons pad is terechtgekomen, omdat hij een groot liefhebber is en, zonder eraan te willen verdienen, wil helpen om het magazine van de grond te krijgen.”

“Toen was de knoop snel doorgehakt en besloten we het magazine alsnog te laten drukken. Gedurende dit proces werden we door Donner in Rotterdam, een van de bekendste sportboekhandels, benaderd met de vraag of zij Staantribune mochten verkopen zodra het op papier zou verschijnen. Geweldig nieuws! Vervolgens heb ik de stoute schoenen aangetrokken en ben ik gewoon zelf boekhandels gaan bellen. Het resultaat van die belsessie was dat het 0-nummer bij zo’n dertig grote boekhandels in het land in de schappen belandde.”

Ook bood iemand zich aan om gratis het koerierswerk voor zijn rekening te nemen. De oplage van het 0-nummer was vrij snel uitverkocht. “Voor nummer 1 ben ik nog meer boekhandels gaan bellen, maar werd ik ook zelf benaderd door verkooppunten. In de tussentijd had ook een uitgever, in de persoon van Silvio de Groot, de voormalig directeur/uitgever van dagblad Metro, zich gemeld die graag met Staantribune in zee wilde. Dat alles heeft ervoor gezorgd dat het eerste nummer bij 100 boekhandels in de schappen lag. Zo’n drie weken later werden dat er ruim 500, doordat we afspraken hebben gemaakt met distribiteur Betapress om bij alle AKO’s en Bruna’s te liggen. Op dit moment liggen we bij z’n duizend verkooppunten: naast de genoemde punten ook een groot gedeelte van de Primera’s, The Read Shops, Vivants en andere tabaksspeciaalzaken.”

Bovendien is het blad sinds nummer 2 ook te koop in Blendle. “Ik heb gewoon Marten Blankesteijn, de zakenpartner van Alexander Klöpping, benaderd met de vraag of wij ook in Blendle konden komen. Hij was meteen enthousiast en wilde het graag opnemen in de online kiosk”, zo vertelt Jim. “Het levert niet veel op, maar draagt wel bij aan de bekendheid en het is service voor mensen die het magazine op hun tablet willen lezen of alleen losse artikelen.”

De contentmix

Staantribune wil de lezers en volgers ook dagelijks wat bieden en kunnen inspelen op de actualiteit. Met het magazine, dat dit jaar vier keer zal verschijnen en in 2016 zes keer, is dat natuurlijk wat lastiger. De website leent zich daar wel voor. Op de blog worden wekelijks meerdere artikelen gepubliceerd.

“Daarmee bind je ook mensen, maar we vinden het ook gewoon erg leuk om te doen. Zo publiceren we regelmatig voorbeschouwingen over bepaalde derby’s of andere spraakmakende wedstrijden in binnen- en buitenland op de website. Niet over de wedstrijden zelf en de huidige vorm van de teams, maar meer over de historie en de rivaliteit. Neem de vriendelijke ‘Dundee Derby‘. De stadions van Dundee FC en Dundee United liggen vlak naast elkaar, het is iets meer dan honderd meter lopen van Dens Park naar Tannadice Park”, vertelt Jim.

Uit ‘Dundee Derby‘, foto’s van de derby tussen Dundee United en Dundee FC, bekeken door de ogen van fotograaf Marco Magielse.

Ook worden er regelmatig fotoreportages van de vele eigen fotografen geplaatst, zoals van de altijd beladen IJsselstreekderby tussen PEC Zwolle en Go Ahead Eagles, de ‘lost groundSaltergate van Chesterfield FC en van de uitvaart van NAC-vrijwilliger Hein van Poppel.

Uit ‘De IJssel is van Go Ahead Eagles’, foto’s van de IJsselstreekkderby Go Ahead Eagles – PEC Zwolle, bekeken door de ogen van fotograaf Thijs Brouwers.

Columns, toplijstjes en soms gedeeltes van artikelen uit het magazine die als teaser worden gepost behoren eveneens tot het repetoire van de website. “De website is een mooi medium om artikelen te publiceren die inhaken op de actualiteit. Een aardig voorbeeld hiervan is het artikel ‘Hoe een bodybuilder avant la lettre Van Gaals neus brak‘. Dit achtergrondverhaal over Van Gaal die zijn neus brak in België kreeg een actueel haakje omdat Van Gaal op dat moment met Manchester United op bezoek ging bij Club Brugge in België. De foto was uiteindelijk ook bij Voetbal Inside op RTL te zien”, vertelt Jim.

Social media

“We hebben veel mooi beeldmateriaal dat we met onze volgers delen op Twitter, Facebook en Instagram. Het overgrote deel van de foto’s die we publiceren is user-generated content. Enthousiaste volgers en fans sturen foto’s naar Staantribune, die ze vervolgens plaatsen op Twitter of Instagram. Het aantal volgers op Twitter en Facebook en later Instagram is aanzienlijk gestegen dankzij die dagelijkse berichten.”

“Inmiddels publiceren we vrijwel dagelijks nieuwe berichten op de website en meermalen posten we iets leuks of interessants op Twitter, Facebook en Instragram. Dat proberen we zo veel mogelijk af te wisselen. We willen bijvoorbeeld niet teveel focussen op nostalgie, maar juist ook dingen van nu.”

“Een van de zaken waarmee we veel publiciteit en nieuwe volgers hebben gekregen, was de Staantribune Top-50 Voetbaltwitteraars 2014. Ruim 13.000 mensen bekeken het bericht op de website. We vonden het vooral leuk om te doen, maar het leverde ook meteen 400/500 nieuwe Twitter-volgers op, want iedere twitteraar uit die top-50 heeft er wel iets over getweet of geretweet. Winnaar was Aad de Mos, aan wie een beker hebben overhandigd.”

“Dit alles heeft ervoor gezorgd dat Staantribune op Facebook inmiddels 4.700 fans heeft en op Twitter meer dan 6.600 volgers. Op Instagram, dat er later bij is gekomen, staat de teller op 2.700 volgers. De website wordt ruim 200.000 keer per maand bezocht door 20.000 unieke bezoekers.”

“Op sociale media linken we natuurlijk naar de berichten op de website. Maar ook bepaalde feitjes die we op Twitter plaatsen leveren veel verkeer op, met name van bijzondere momenten van Nederlandse clubs.”

Danny Oosterveer
Data-gedreven digital marketeer bij Datasexual

Data-gedreven digital marketeer. Resident bij Amdax en Woonduurzaam. Daarnaast vertel ik vaak als spreker over data-gedreven marketing. Auteur van het boek Data-bedreven marketing. Eén van de twee Groene Nerds.

Categorie
Tags

4 Reacties

    jerroenbakker

    Voor iedere zichzelf noemende voetbalfan of supporter een aanrader. Met passie én liefde voor het spelletje gemaakt door alleen maar liefhebbers. En dat straalt er vanaf! Bam! 1-0.


    9 december 2015 om 13:18
    thier

    Echt mooi om te zien dat dit blad een succes geworden is. Vanaf de eerste tweets werd ik gelijk al enthousiast gemaakt en na de digitale versie was het duidelijk dat dit blad ook op papier moest komen. Een lidmaatschap kon voor mij dan ook niet uitblijven.

    Zo zie je maar dat je met het bereiken van de juiste doelgroep zelfs in deze tijd nog een blad in de markt kan zetten.


    10 december 2015 om 13:31
    DannyInoma

    Attention Required! | Cloudflare

    Show more!


    7 juni 2017 om 17:47
    Timothydah

    301 Moved Permanently

    Click here!


    28 juni 2017 om 04:38

Marketingfacts. Elke dag vers. Mis niks!