Willemijn Verloop (Social Impact Ventures): “Het gaat altijd om impact”
Op 24-jarige leeftijd richtte Willemijn Verloop War Child op. Het succes van deze organisatie leverde haar een lintje uit handen van Job Cohen op. Nu, 25 jaar later, is ze het boegbeeld van sociaal ondernemend Nederland. Willemijn is aanjager van Social Enterprise NL en met Social Impact Ventures investeert ze in duurzame scale-ups. Hoe kijkt deze social entrepreneur aan tegen organisaties die een duurzame missie gebruiken als marketinginstrument?
Willemijn Verloop is de Nederlandse ondernemer die in 1994 aan de wieg stond van War Child Nederland, een stichting voor hulp aan kinderen in oorlogsgebieden. Sinds 2012 is ze actief op het gebied van sociaal ondernemen. In 2014 richtte ze Social Impact Ventures op, een investeerdersclub die investeert in scale-ups met een duurzame missie. Hoe worden de bedrijven geselecteerd waarmee Social Impact Ventures wil werken? “We kijken in eerste instantie naar wat die bedrijven willen bereiken in de wereld. Impact is de eerste hurdle: zijn deze bedrijven werkelijk gericht op het maken van een verandering, en vinden wij dat impact, en denken we dat dat succesvol kan zijn? Daarna volgen de eisen waar iedere investeerder naar kijkt: hoe zit het businessmodel in elkaar, hoe ziet het team eruit? Maar het begint altijd bij de vraag of we geloven in de theory of change van de ondernemer.”
“De impact-targets nemen we net zo serieus als de financiële targets”
Investeerders kijken vaak naar doelstellingen, de KPI’s die gehaald moeten worden om de investering rendabel te krijgen. Bij Social Impact Ventures is de duurzaamheid-doelstelling belangrijker. “Als je een impact-investeerder bent, dan moet je dat ook serieus nemen in je investering. Het gaat er om of, aan het eind van de rit, de impact ook echt is bereikt. Vanaf de eerste onderhandeling met een ondernemer willen we de beoogde impact vastleggen, in twee of drie targets, die altijd gerelateerd zijn aan de missie. De impact-targets nemen we net zo serieus als de financiële targets.”
Purpose-marketing
Het impact-investeerdersveld groeit enorm hard. Evenementen als de Impact Summit en de Impact Days laten duidelijk zien dat er een revolutie gaande is. De consument denkt steeds vaker, steeds meer na over waar hij zijn kostbare euro aan besteed: liefst aan duurzaam, maatschappelijk verantwoord, biologisch. Er komt meer en meer bewustwording, en de beweging die deze dingen belangrijk vindt, wordt steeds groter. Gevolg hiervan is ook dat er een groeiende groep bedrijven is die inspringt op deze trend en op de grote groep consumenten die duurzaamheid belangrijk vindt, en aan purpose-washing doet – een duurzame missie optekenen, wat goede marketeers aan het werk zetten en veel roepen ‘kijk eens hoe goed we bezig zijn’. “Iedereen is ineens duurzaam en bezig met een betere wereld: zelfs de plofkip is een vrolijke kip geworden. Dat is ook wat marketing doet: inspelen op consumententrends. Maar ik geloof dat je er ogenblikkelijk doorheen prikt als het niet ‘echt’ is. Als een bedrijf niet kan waarmaken wat ze beloven, dan gaat dat op de lange termijn schade opleveren, en geen winst. We hebben toegang tot zoveel informatie, we zijn er tegenwoordig heel snel achter hoe bedrijven werken. De authenticiteit van de drijfveer van een bedrijf is echt wel voelbaar. De consument komt er altijd achter als het niet helemaal in de haak is.”
“De consument komt er altijd achter als het verhaal niet helemaal in de haak is”
Daarnaast meent Verloop dat purpose-marketing en mvo een positief effect heeft op andere bedrijven. “Purpose-marketing dient als een drijfveer om echt duurzamer te worden. Neem Unilever: zij trekken een hele grote broek aan wat betreft duurzaamheid, maar ze maken nog steeds veel producten die daar niet bij passen. Maar door het wel te claimen, proberen ze binnen het bedrijf een stap te maken, en daarin nemen ze hun segment van bedrijven mee. Door zo een koploperrol in te nemen – en veel blazen en communiceren hoort daarbij – worden andere bedrijven gedwongen om er ook over na te denken.”